Verg. 2^- Maart 1957* vergadering dit rapport aan de orde te stellen - waarvoor onze commissie U zeer erkentelijk is - rust op mij de aangename taak een enkel woord ter inleiding te mogen zeggen. Alvorens echter tot het meer zakelijke gedeelte over te gaan, moge een enkel persoonlijk woord hier aan vooraf gaan. Toen onze commissie op 27 Mei van het vorig jaar werd ingesteld en mij achteraf bleek, dat' ik als voor zitter zou mofefeen fungeeren, sloeg mij de schrik om het hart en zag ik tegen die functie wel erg op. Thans bij het beëindigen der werkzaamheden is het mij een vreugde te kunnen constateeren, dat het mij tot een eer en een genoegen is geworden met deze heeren op deze wijze te hebben mogen samenwerken. Ik voel mij dan ook verplicht hier mijn erkentelijkheid te betui gen aan mijn medeecommissieleden voor de aangename en prettige wijze, waarop ze mijn taak hebben verlicht en de buitengewonB sympathieke sfeer, welke in de vergaderingen heerschte. Namens de commissie moge ik er nog even op wijzen, dat het rapport, uitgebracht door een vroeger inge stelde commissie, met name de commissie-Brinker^of ons in meer dan een opzicht van groot nut is geweest en, zooals wel uit het thans uitgebrachte rapport blijkt, heeft het dikwijls tot leiddraad gediend bij het werk, dat onze commissie te verrichten had. Verder een woord van zeer vriendelijken dank voor de mede werking van den Raad ondervonden door het toestaan van een crediet, waardoor de commissie in staat is gesteld eenige studiereizen te maken, waarvan ook deel ken uitmaken het hoofd van openbare werken, wien wij tevens hartelijk danken voor de betoonde medewer king. En last not least, Mijnheer de Voorzitter, nog een herhaling van hetgeen U vindt op bladzijde 18 van het door ons uitgebrachte rapport, doch dat hier o.i. zeker nog eens sterk naar voren moet worden gebracht n.l. de groote waardeering, welke onze commissie koestert voor het vele en belangrijke werk, dat door U, Mijnheer de Voorzitter, in deze materie persoonlijk is verricht. De energie, welke er spreekt uit alle pogingen om deze kwestie tot een gunstig resultaat te brengen was werkelijk benijdenswaardig en heeflt het werk van onze commissie dan ook zeer zeker meerdere malen gunstig beinvloed. Mijnheer de Voorzitter. In de 1-aatste door onze commissie gehouden vergadering op 2Q Februari j.l. is aan het rapport, dat aan den RaacP moest worden uitgebracht, de laatste hand gelegd. Het spreekt van zelf, dat dit rapport, hetwelk bedoelt te zijn een leiddraad bij de besprekingen en de vaststelling van het door den Raad te hemen besluit in deze voor onze gemeente

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 35