Verg. 29 Mei 1937.
76.
de Sociale Commissie, een deputatie van drie
personen werd aangewezen.
De heer VAN MIERLO zegt, dat Burgemeester en
Wethouders dat ook zelfstandig kunnen doen.
Vragen 5, VRAGEN VAN DE HEEREN BRINKERHOF EN
versterkende FAES BETREFFENDE DE AFGIFTE VAN VER-
middelen. KLARINGEN VOOR HET VERSTREKKEN VAN
VERSTERKENDE MIDDELEN.
Het door Burgemeester en Wethouders hieromtrent
uitgebracht prae-advies luidt als volgt:
Door de heeren Brinkerhof en Faes zijn onderstaan-
de vragen tot ons College gericht met verzoek die
11 in openbare Raadsvergadering te willen beantwoorden:
1. Is het Burgemeester en Wethouders bekend, dat
H.H. Doctoren weigeren een bewijs of verklaring
af te geven, dat hulpbehoevenden versterkende
middelen van noode hebben?
"2. Zoo ja, welke maatregelen denken Burgemeester en
Wethouders te nemenopdat deze zwakke en hulp-
behoefende ingezetenen weder in het bezit komen
van deze middelen?
"3. Zoo niet, willen Burgemeester en Wethouders hier-
dan een onderzoek instellen en het resultaat van
dit onderzoeken mededeel en?
Willen Burgemeester en Wethouders een onderzoek
instellen, welke redenen H.H. Doctoren hebben
om deze bewijzen of verklaringen niet te verstrek-
ken en ook hiervan het resultaat mededeel en?
Naar aanleiding van de onder 1 gestelde vraag dee-
len wij mede, dat bij ons nooit klachten zijn in-
gediend betreffende de weigering van afgifte van
de bedoelde bewijzen of verklaringen. Ook langs
anderen weg is door ons daaromtrent niets verno-
men.
Door ons konden derhalve geen maatregelen worden
w getroffen als bedoeld in de onder 2 gestelde vraag*
Wij hebben ons naar aanleiding van de gestelde
vragen om inlichtingen gewend tot het burgerlijk
armbestuur van Ginneken, dat voor het verstrekken
11 van de versterkende middelen zijn bemiddeling ver-
strekt,
Het armbestuur voornoemd heeft ons medegedeeld,
dat de heeren geneesheeren zich geregeld ipet het
armbestuur in verbinding stellen en dan zoo noodig
versterkende middelen worden verstrekt.
Het antwoord van het armbestuur is ter inzage ge-
legd.
De heer BRINKERHOF zegt, tot de conclusie te zijn
gekomen
f