Verg 29 Dec 1933,
366.
opschriften en pakkende leuzen door- de straten te laten
rijden of Van hem of van haar een caricatuur te maken en
deze in straten en op pleinen aan het publiek voor te
stellen.
Het is ons allen-nog bekend die meters lange leuzen en
hoe of het over gróótste deel van den Raad als ezels werd
uitgebeeld.
Op het eerste reclamemiddel zijn nog al wat menschen
ingevlogen; de tweede manier was een mislukte politieke
propaganda. Doch -tevens is zulk manier van reclame voeren
een teeken van zwakte. Een goed zakenman zal dit middel
dan ook niet toepassen, doch zijn waren zoo verbeteren,
dat deze zelve de reclame voeren. Zijn concurenten van
deze goede zakenman, zullen bevreesd worden, doordat de
afname van hun artikel hierdoor in de verdrukking komt
en zij worden dus gedwongen hier wat beters tegenover te
stellen.
Mi jnhe.er de Voor sitter. Zoo is het verloop in groote
trekken ook',in de Raadsvergaderingen geweest. Men heeft
mi j-beschuldigd van propaganda en reclame maken. Het groot
ste deel van dén"Raad werd angstig; voor wat? Ik had niets
,aan te bieden, alleen-gaf ik mij geheel aan de belangen
van onze gemeente over. Was "dit af te keuren? Had men het
recht mijn beraadslagingen zoo te betitelen?
Mijnheer de Voorzitter. 'Deze handelwijze teekent ten
volle die Raadsleden, Wanneer er door mij critiek uitge
oefend is op een of andere gemeentelijke instelling of op
een besluit, dan had men mij dit onmogelijk moeten maken
door er wat beters voor in de plaats te stellen, doch men
ontbrak het aan moed of aan kennis en men nam zijn toe
vlucht tot onwaarheden, tot valsche beschuldigingen.
Ook werd door U de rondvraag afgeschft om aan het
meer.endeel van den Raad tegemoet te komen en zoodoende
blij]£.;.te geven van partijdigheid'.
Ik wil niet ontkennen, dat de vergaderingen door deze
maatregel bekort worden en wel- kunnen de vragen schrifte
lijk worden ingezonden, het'hpemt mijn verwijt daardoor nie
Ik hoop, dat het meerendeel,\.jvóo.rwien deze uiteenzet
ting bestemd was, mij heeft kunnen volgen; mijnerzijds meen
ik het zoo eenvoudig mogelijk uiteen gezet te hebben. Moge
ik de verwachting uitspreken, dat men het verkeerde van
deze manier van bestrijding zal inzien, opdat de belangen
der gemeente ten volle kunnen worden behartigd,
Mijnheer de Voorzitter. Uit .hetgeen ik zooeven naar
voij.en bracht kan men afleiden, dat, hoewel de R.IC,Staa;;r-
partij zich uitgeeft als democratisch te zijn, dit in wezen
niet is. Zij streeft er immers naar de macht te veroveren
met ondemocratische middelen? De-voorbeelden zooeven door
mij aangehaald bevestigen dit, .doch ook buiten de Raadzaal
belet .men een belangrijk deel^dex bevolking het vrije wooii
te voeren. Het is mij persoonlijk^b;ëkend, dat de Pastoor
de zaalhouders ve-rbood aan ons, "een zaal af te staan. In
Limburg is het voöral niet beter-, ook daar komen meermalen
staalt jes'voor van ;zaalafdri jvin-g.; en toch wil men de be
volking van Nederland wijs maken, dat men in vooraanstaand