Geh.verg. 30 Juni 1938.
perceel, welk aanbod de heer Joosen tot heden, J0 Juni,
gestand doet. De ingenieur van den Rijkswaterstaat
heeft de Minist'rieele machtiging gevraagd om de vast
gestelde schadevergoeding, welke op f. 12600.- was ge
taxeerd, tot f. 17500 "te verhoogen. De machtiging is
verleend, zoodat van rijkswege geen beletsel bestaat
om tot den aankoop voor dien prijs te besluiten. De
ingenieur van den Rijkswaterstaat geeft Burgemeester
en Wethouders in overweging te bevorderen, dat ook fan-
wege de gemeente het besluit tot dezen aankoop wordt
genomen. Ket inlichten van den betrokken eigenaar voor
het verstrijken van den door hem gestelden termijn wordt
door hem aan het Gemeentebestuur overgelaten.
De VOORZITTER doet nog voorlezing van een rapport,
dat door den ingenieur van den Rijkswaterstaat ten deze
is uitgebracht.
De VOORZITTER zegt sceptisch tegenover dit voor
stel te staan.
De heer VAN GESTEL is van meening, dat de Rijks
waterstaat denkt, dat onteigening duurder zal uitkomen.
De heer BRAAKHUIS is van oordeel, dat door het
aangaan van deze transactie de prijs van de andere wo
ningen zal worden verhoogd.
De VOORZITTER licht toe, dat der kosten voor
rekening van het rijk en 1/^4- voor rekening der gemeente
komen.
De heer VAN MIERLO herinnert er aan, dat met het
rijk een overeenkomst is aangegaan, waarbij de voorwaar
den voor den aanleg van den rondweg zijn vastgelegd.
De VOORZITTER" vindt het voorbarig om thans de
panden te koopen. n