O
De heer VAN MIERLO zegt, dat accountants zijn aan- -
gewezen om de bedrijfschade te bepalen. Wanneer men de
proceskosten, welke op onteigening vallen, er bij rekent,
dan is het de tftfaag, of het pand goedkooper te verkrijgen
zal zijn. De Waterstaat acht f. 12600.- te laag.
De heer VAN OPSTAL meent, dat men dit met alle panden
zal krijgen.
De heer VAN MIERLO zegt, dat het niet gaat de mensche
af te zetten. Ze moeten de waarde hebben voor hun pand.
De VOORZITTER vindt het vreemd, dat de Ingenieur van
den Waterstaat op het voorstel ingaat.
De heer VAN MIERLO zegt, dat er rekening mee moet
worden gehouden, dat de menschen moeten verhuizen; het is
een goede stand op het Oranjeplein.
De heer VAN OPSTAL zegt, dat het voor Besouw zeer
bezwaarlijk is te moeten verhuizen. Voor Prins is het
evenwel ook erg. Wanneer men dertig jaar op een plaats een
zaak heeft uitgeoefend, dan is het bezwaarlijk daar vandaar
te moeten.
De VOORZITTER vraagt, of we zoo maar klakkeloos d$)
prijsverhooging mogen toestaan. Van avond weten dit alle
belanghebb enden.
De heer BRINKERHOF zegt, dat de panden zijn geschat
ver beneden den kostprijs.
De heer SAVENIJE lijkt het beter, eerst door accoun
tants de bedrijfschade te laten schatten.
De VOORZITTER Zegt, dat deze brief ter kennis van
den Raad moest worden gebracht. Alvorens te beslissen be
hoort echter naar sprekers meening eerst de schatting te
worden afgewacht.
De
V