2
Geh.verg. 15 Juli 1958.
cioï
li
De heer SAVENIJE meent aan het rapport eenig houvast be
hebben. Naar sprekers meening zou de heer Van Besouw door ver-
plaatsing van zijn zaak veel meer gedupeerd zijn.
De VOORZITTER meent, dat er geen reden is van het rapport
af te wijken. Hij zou eens met Joosen willen spreken. Komen
we niet overeen, dan moet maar een procedure volgen.
De heer VAN OPSTAL vraagt of alleen het huis is bekeken.
I >7 ?t H f' O.'S tC/C "'Vi T
Er moet ook rekening worden gehouden met het inkomen.
De heer VAN MIERLO zegt, dat de accountant alles in aan
merking heeft genomen, vermogen zoowel als inkomen en alle
0I>
verdere in aanmerking komende factoren.
De heer VAN OPSTAL meent, dat het huis is geschat op
:t> d o' u. riv tiB 1-3 tr' ^j" n^sriiq -
f. 9000.-.
ai n>
feb
197?;
De heer VAN MIERLO zegt, dat het pand door den schatter
van den heer Joosen is geschat op f. 11000.-.
De heer KESSEL vraagt, of er een tijd is bepaald, dat de
woningen moeten zijn opgeruimd.
De VOORZITTER zegt, dat ze zoo spoedig mogelijk moeten
worden afgebroken. Het rijk wil den weg onmiddellijk tot stand
brengen.
De Raad vindt goed, dat Burgemeester en Wethouders in
overleg zullen treden met den heer Joosen en eventueel ook met
Ir. Spruijt op den grondslag van het rapport van den accountan
19 ix c- t - r ne. ne
Annexatie. De VOORZITTER djeelt mede, dat,,zpoals wellicht
reeds zal zijn vernomen, gisteren door den Minister van Binnen
j landsche Zaken, den Secretaris-Generaal bij dat Departement,
den Commissaris der Koningin in deze provincie, twee leden
van het College van Gedeputeerde Staten en den Griffier der
Jx;.: staten een bezoek is gebracht aan deze gemeente in verband
met
H I,
H