Verg. 31 Maart 1958.
maakt kosten en dan zou de gemeente de kosten
moeten betalen.
De heer VAN MIERLO zegt, d$t door het pad een
algemeen belang wordt gediend. Er is aan deze kwes
tie ook een juridische zipdè. De heer Brinkerhof
heeft gezegd, dat het gaat om het recht. We leven
in een rechtstaat en dan moet alles volgens de
regels van het geldend recht worden behandeld. Er
is een nieuwe Wegenwet en een nieuwe legger is opge
maakt. Overeenkomstig de bestaande voorschriften
moet deze zaak worden behandeld. Burgemeester en
Wethpuders wisten van dit rechtsgeding niets af.
Het voetpad zou op den nieuwen legger worden ge
plaatst en zoo zou worden uitgemaakt of het een
openbaar pad is. Het gaat alles volgens vaste rechts
regelen, Eerst als de legger is vastgesteld, staat
het vast, dat het pad openbaar is. De belanghebbend®
hebben op eigen gelegenheid een rechtsgeding aange
gaan. Nu is daardoor uitgemaakt, dat het pad niet
mag worden afgesloten. Bij een volgend- proces-ver
baal zou giogelijk weer een andere uitspraak kunnen
volgen. Spreker gelooft niet, dat het Raadsbesluit
zou worden goedgekeurd, wanneer het gevraagde bedrag
zou worden toegestaan. Er zijn zooveel paden in de
gemeente, waarover kwesties kunnen rijzen. Hier zou
wel degelijk een precedent kunnen worden gesteld
voor andere gevallen.
De heer STRUIJS merkt.op, naar aanleiding van
het gesprokene door den heer Van Mierlo, dat, wan
neer de gemeente niet betaalt, misschien tal van
voetpaden zullen worden afgesloten.
De heer VAN MIERLO antwoordt, dat de nieuwe
wegenlegger daarin zal voorzien.
De heer FOEKEN zegt, dat de Raad heeft te
oordeelen over een geval, dat al een jaar loopt.
Spreker vraagt of Burgemeester en Wethouders te
kennen hebben gegeven, dat de juridische weg moet
worden gevolgd en dat maatregelen worden getroffen
om in de belangen van de betrokken personen te voor
zien. Als dat niet het geval is, is het College in
gebreke gebleven. De Raad s.ta'at nu voor een voldongen
feit, Li>
De heer VAN MIERLO zegt, dat Burgemeester en
Wethouders niets van het geval wisten..'
De heer FOEKEN zegt, dat misschien een tus-
schenweg kan worden gevonden en aan adressanten
den raad kan worden gegeven een verzoek om subsidie
in te dienen,
■De heer VAN MIERLO zegt, dat de betrokkenen
hadden kunnen weten, welke weg moet worden gevolgd
om het pad op den legger te krijgen.
De heer VAN GESTEL zegt, dat het College als
zoodanig niets van dat pad wist. Spreker had er wel
over hoor en praten, doch een officieele mededeeling
is daarover niet gedaan. Spreker heeft den legger
daarvoor opgeslagen, doch daar komt het pad niet op
voor».