Verg. 22 Deo. 197;9„ 155. Met een slag is dan geheel ons werk teniet gedaan en spijts zorgvuldige berekeningen; zal er dan gehandeld moeten norden, zooals het oogenblik dan vraagt. Mag deze overweging nu een roden zijn, mijnheer dc Voorzitter, om heel geduldig dat noodlottige oogenblik af te nachten en maar zoo lang bij de pakken te blijven neerzitten? Neen, mijnheer de Voorzittermijn meening is, dat rij heel gewoon moeten doen; er ons echter rel rekenschap van gevende, dat rij in een'geheel atejpaalon tijd leven. Ik ril daarmede dan zoggen, mijnheer de Voorzitter, dat wij ons als plicht moeten opleggen op een flinke en royale wijze de belangen van de gemeente te behartigen; op een vlotte wijze moeten meewerken met het Ooilege van Burge meester en Wethouders en van noodulooze critiek ons moeten onihouden. Natuurlijk moet gezonde critiek wel geoefend worden, echter dan, wanneer deze op zijn plaats is, want de tijd, dat rij hier als marionetten zitten - al wijzen verschillende regeer^ingsmaatregolen en ook dikwijls het optreden van het Provinciaal Bestuur soms wel in die richting - is nog niet aanwezig. In deze stemming, mijnheer de Voorzitter, wil ik dan ook de begrooting 1940 bekijken en dan verheugt het mij te kunnen zeggen, dat, niettegenstaande- er in de laatste jaren vele- en belangrijke,, werk en in de gemeente tot stand zijn gekomen, het veel voldoening geeft,' dat deze be grooting zon er belastingverhooging is vastgesteld. Tfas dit oorspronkelijk niet het geval - de verhooging van.de opcenten op de Pers one cl e en op.de Inkomstenbe lasting wees dit toch reeds aan ie memorie van antwoord heeft deze verhooging weer teniet gedaan door eenige buitengewone inkomsten en hiermede blijft dus de belasting, zooa&a die het vorige jaar was Vastgesteld, gehandhaafd. Dit is een factor van b eteekenis, daar tal van inwbners gebukt gaan onder de zware belastingen, welke door de Overheid worden opgelegd. Het stemt daarom tot vreugde, dat we niet gedwongen worden nu bij deze be grooting deze lasten nog te verzwaren. Ik moge er hierbij nog wel op wijzen, dat het aantal aangeslagenen in de Inkomstenbelasting in de laatste 5 jaren regelmatig is gedaald b.v. van 2588 in 1933/1934- tot 2238 in 1937/19580 'Vcliswaar is het gemiddeld inkomen ip die jaren gestegen van f„ 1993-tot f. 2238.- per aan geslagene, maar het is toch maar een bedenkelijk ver schijnsel, dat, niettegenstaande het aantal inwoners in die jaren gestegen is van 1^062 tot 16032,'liet aantal aange&lagenen, dat de belastingen moet opbrengen, steeds verminderd. Dat wijst op een toenemend pauperisme, gevolg van de abnormale tijden, waardoor ook de;hooge posten op de begrooting, bestemd voor steunverleening en armenzorg en alles, wat daarmede ten nauwste verband houdt, worden verklaard. Enkele

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1939 | | pagina 155