Verg» 22 Deo.19*39.e 156.
Enkele cijfers mogen hier spreken^ Op de "begroeting
1935 - neem weer een tijdvak van 5 jaren, mijnheer de
Voorzitter - was een sub.sidiu voor het armbestuur uitge
trokken van fc, 2^000, nu echter f. 53000*-,, Voor beïoo-
ning doktoren in 1935 f0 ^OGüt- - nu f. $500.*-, Kosten ver-
pleging krankzinnigen enz. in 1935 fj.' H6lOe--; nu f«16260.-,
~l5n zoo zou ik door kunnen gaan,- mijnheer de Voorzitter,
doch cijfers vermoeien al te aoor en daarom acht ik dit
voldoende. Slechte nog' dit2 dc hooge bedragen op de begroo
ting, welke voor -werkverschaffing en st'cunverleening noodig
zijn, spreken een levendige taal van allerdroevigste levens
ellende.
En daarom stemt het zoozeer tot levendige voldoening,
nu wij weer voor heh wreedo raadsel van een oorlog staan,
die - wie weet - hoe lang kan duren en een zee van ellende
kan meebrengen, Burgemeester cn Wethouders fons een sluitende
begrooting zonder belastingvcrhooging hebben kunnen voorleg
gen, zelfs nu deze in vergelijking met het vorig jaar met
ruim f. 32000.- gestegen isc
Ik meen dan ook, "dat hiervoor een woord van oprechte
waardeering op zijn plaats ie en ik twijfel er niet aan,
of de Raad zal hiermede volkomen instemmen.
Ik wil echter verder gaan en als mijn meening zeggen,
dat deze 'hulde ook een verplichting meébrehgt en wel in
dezen zin, dat het nu geenszins de tijd is afbrekende orl-
tiek in den Raad te doen hooreh, doch dat de-Raad den plicht
'heeft op meegaande wijze met het College van'Burgemeester
en Wethouders samen te werken» Dit klemt te meer, waar ook
dit Ooilege steeds bewezen heeft, in alle opzichten met den
Raad te willen samenwerken. Dit is ook een plicht tegenover
de gemeenschap als wier vertrouwensmannen wij hier de be
langen van geheel de gemeente moeten behartigen; dit is
ook een noodzakelijkheid, n$? vó<nja]. nh - nu een naburige
gemeente begeerige oogen op onze gemeenschap hoeft ge
slagen en op een geheel klein en beperkt gebied tracht
door te voeren - zij het dan ook op onbloedige-wij ze - wat
groote Mogendheden zich tegenover kleine Staten meenen te
mogen veroorloven-
Ook wij ervaren oen zeker soort agressie en om het
gestelde doel te bereiken worden ook hier - evenals in de
wereldpolitiek - argumenten gebruikt en motieven aangevoerd,
welke den toets der critiek niet kunnen doorstaan.
Terecht is daartegen in dc voorlaatste Raadsvergadering
door don heer Brinkerhof reeds geprotestoèrd en hij kan e^
van overtuigd zijn, dat dc geheele Raad het. hiermede met het
eens ,is.
Het is evenwel goed, dat dit nu nog eens herhaald word'
opdat men goed weto, dat wij onze rechten met kracht zullen
weten te verdedigen. Met kracht, Mijnheer'de.Voorzitter,
doch daarvoor is noodig eendracht en niet het beeld van een
verwarden, hopeloos verdoelden Raad, zooals in het verleden
helaas hier zoo dikwijle vertoond is,
Ik veroorloof mij dus, mijnheer de Voorzitter, juist
met het oog op de geschetste gevaren, welke ons omringen,