Verg pO T) ->r> ■169. Met "belangstelling heb ik het gesprokene over een te verwachten annexatie aangehoorde Mag men de overal op duikende berichten gelooven, dan schijnt de tijd niet verre meer te zijn, dat plannen tót'grenswijziging tus- schen de gemeente Breda en omliggende gemeenten zijn te wachten. In den breedu over dit punt thans hier uitwaden, zoolang de concrete voorstellen niet op tafel liggen, gaat bezwaarlijke Ik wil dan ook slechts enkele opmerkingen maken. Ha de wijziging van de Gemeentewet in 1931 ls grens wijziging tusschen aan elkaar grenzende gemeenten onnoo- dig en met deze .bedoeling werden de hierbedoelde wijzi gingen dan ook aangebracht. De Gemeentewet regelt thans uitvoerig op \7olke wijze - zoo er tegenstrijdigheid is van belangen of zoo samenwerking iri' het algemeen tusschen verschillende gemeenten noodzakelijk 4-s 6 dit behoort te geschieden. Het is dan ook bevreemdend, niet alleen van wege de ernstige tijdsomstandigheden, maar ook van wege het absoluut gemis aan noodzakelijkheid, dat blijkbaar stap pen wórden gedaan om dc gemeenten, gelegen in de onmid dellijke nabijheid van de gemeente Breda, zoo niet geheel, dan tooh voor een groot gedeelte bij Breda te voegen. •"Dat van de zi jdo van het Gemeentebestuur van Breda daar krachtig op wordt aangedrongen is. verklaarbaar, doch onjuiste Verklaarbaar, wanneer Breda nu éénmaal in een ver grooting van haar grondgebied om welke reden dan ook - een belang ziet; dan is het te begrijpen, dat zij daarop blijft aandringen, vooral, wanneer zij weet, dat de hoogere Overheidsorganen, althans het College van Gede puteerde Staten in deze provincie, voorstander is van grenswij zigihg. Onjuist echter, omdat de wetgever nu eenmaal grens wijziging niet wonfehelijk acht, zoolang door samenwer king het beoogde doel even goed, zoo niet beter, valt te bereikenc Het doet in deze kwestie zoo onprettig aan, dat, hóéwei de wetgever de procedure van een eventueele grens wijziging met alle waarborgen heeft omgeven, omdat er vooral voor gewaakt zal worden, dat de belangen van beide partijen ten volle zullen worden^ediend, men toch den indruk niet van zich kan afzetten, dat deze in de wet vastgelegde waarborgen in dit geval slechts formaliteiten zijn, doordat het den schijn heeft, dat de hoogere Over heidsorganen haar houding reeds hebben bepaald, zoodat het slechts wachten blijft op het juiste inzicht van de volksvert egen-oordiging. Dok daarom is deze kwestie zoo onaangenaam, wijl men zoo aanvoelt, dat in de naar voren gebrachte argu menten iets onwaarachtigs zit„ Welke motieven ook naar voren worden gebracht, de oen wat meet, de ander wat minder sterk, doch alle op te lossen door overleg, steeds blijft de in-'ru k, dat dit niet de juiste motieven zi^n, dooh dat het e enige motief waarom het gaat de financien 8i3n* Zoo I»-'... X- v-w» 6

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1939 | | pagina 169