met alle mogelijke factoren rekening gehouden en met
de uitkomsten daarvan heeft hef rijk zich vereenigd. Een
drietal eigenaars n.l. de Wed. Frederiks-Van Reenen, Prins
en de Wed. de Kanter gaan echter met deze schatting niet
accoord. Het rijk is echter niet bereid meet te geven.
De heeren OOMEN en KESSEL vragen, of de taaatie-rappor
ten niet door de Raadsleden ingezien kunnen worden.
De heer VAN MIERLO vindt dit wel bezwaarlijk. In de
rapporten zijn alle mogelijke cijfers genoemd, ook die,
welke direct niet voor verdere publicatie vatbaar zijn.
Deze rapporten zijn echter door alle mogelijke instantie|
bestudeerd n.l. Waterstaat, Burgemeester en Ifethouders en
den Minister. De conclusies dezer rapporten moet men nu
toch kunnen accepteeren.
De heer VAN SWOL vindt den prijs voor het pand van den
heer Prins in verhouding tot de andere wel laag.
De heer VAN MIERLO zet uiteen, waarom het rijk voor
dit pand niet meer wil geven. Het pand Stoop, door den
heer Prins aan te koopen, is aanmerkelijk grooter dan het
zijne, zoodat de som van f. 12500.- niet hëelemaal kan wor
den vergoed. De geschatte waarde van het pand Prins is
slechts f. 7500.-, zoodat moeilijk meer kan worden vergoed
De heer VERDAASDONK is ook va,h meening, dat aan Prins
meer moet worden gegeven.
De heer FOEKEN is van meening, dat zoowel rijk als
gemeente zich moeten houden aan de taxaties. Kan Prins
zich hiermede niet vereenigen, dan moet hij de onteige
ningsprocedure afwachten.
De heer BRINKERHOF is eveneens van meening, dat de
geschatte prijs voor het pand Prins te laag is. Hij geeft
Burgemeester en Wethouders in overweging het rijk mede te
deele-n, dat de Gemeenteraad unaniem van oordeel is, dat
deze prijs te laag is. De