Tusschen het uitbrengen van het eerste rapport en dit, ligt een lange spanne tijds, terwijl de vraag natuurlijk naar voren komt, was dat noodig. Als men echter eens terugblikt en nagaat met welke moeilijk heden de commissie steeds te kampen gehad heeft, dan blijkt wel, dat het eerder uitbrengen van een nieuw rapport, zooals de Raad dat eigenlijk verwachtte, vrijwel onmogelijk was. De werking bij de officieele instanties, waarmede men in deze te maken had, was dikwijls zoo stroef, dat t eigenlijk nog een wonder mag heeten, dat door de commissie de pessimist niet tot voorbeeld genomen werd, die placht te zeggen:"alweer mislukt, ik glijd af", doch wel de optimist gevolgd werd, die zegt:"bijna geluktik vorder" Vandaar dan ook, dat bij de besprekingen in de vergaderingei der commissie steeds toch de hoopvolle toon bleef pverheerschen en dat de commissie zich ook vleit met de gedachte dat, al vol doet het rapport niet aan alle verwachtingen die en de Raad en de commissie zich gesteld hedden, het voorstel in dit rapport aan den Raad voorgelegd, toch moge worden aangenomen. Men zal misschien naar voren brengen, dat het toch wel heel erg is om de factoren Werkfonds 1934 en uitvoering in werk verschaffing geheel te laten vervallen. Bogenschijnlijk lijkt dat ook zoo en is dat in de commissie meermalen besproken. Echter heeft men in deze te rekenan met het Rijk en deze bijstand kan niet worden verleend, alhoewel zeer veel moeite daarvoor is gedaan. Toen heeft de commissie het geval van een anderen kant bekeken en kwam tot de conclusie, dat het prijsverschil wel eens minder groot kon blijken te zi^. als men alles in eigen handen nam en wel: 1e. bij openbare aanbesteding konden de cijfers nog wel eens erg meevallen; 2e. wanneer de arbeidskrachten genomen zouden worden uit degenen die thans door het burgerlijk armbestuur worden onderhouden, zou dat voor de gemeente een finantieel voordeel kunnen geven van 6 7 duizend gulden. Een en ander gafi de commissie den koed aan den Raad dit voorstel in te dienen, temeer nog, omdat dan verscheidene menschen moreel weer op de maatschappij worden ingesteld en mee kans hebben daarin te worden opgenomen. Voorts heeft de commissie gemeend alles goed, doch zoo sober mogelijk te moeten houden, zoowel wat de stichtings- kosten als de exploitatieraming betreft, terwijl U ook thans bij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1939 | | pagina 203