4. Geh. verg. 20 Mpart 1939» bij baten geen vermelding vindt van andere inkomsten dan die welke in direct verband staan tot het zwembad. Hierbij mijnheer de Voorzitter zou ik 't kunnen laten. Toch zou ik dan i£ mijn plicht als voorzitter der commissie te kort schieten, indien ik niet aan U, mijnheer de Voorzitter een woord van hulde bracht voor al datgene, wat door U, nu reeds enkele jaren, ten dezen opzichte is verricht. U gelieve dit niet als een gewone daad van courtoisie te beschouwen, mijnheer de Voorzitter, doch werkelijk, het voorbeeld en het optimisme in deze door U gegeven en aan den dag gelegd hebben zeer stipilèerend gewerkt. Het ijioet voor U menigmaal een bui tengewoon onaangename ontdekking zijn geweest, dat U, vermoe dend dat de machine, waarvan U meende dat deze toch wel de wagens kon trekken, geen streep verder kwam, doordat telkens en telkens weer bleek, dat de rails met vet waren besmeerd. En dan moge de machine nog zoo hard stampen, de wielen nog zoo snel wentelen, zij komt niet vooruit. Toch, Mijnheer de Voorzitter, ontmoedigde ook dat U niet en heeft U telkens weer dat vet waten te verwijderen. Dat daardoor ook het "bijna gelukt, ik vorder" van den optimist in de commissie de over hand kon behouden, is voor een zeer groot deel aan Uw door zettingsvermogen en medewerking te danken. Daarvoor, mijnheer de Voorzitter, heeft de commissie U dank te brengen, maar zeker ook niet alleen de commissie, doch m.i. ook de Raad dezer gemeente, ja zelfs de geheele gemeente Ginneken. Verder meende ik verplicht te zijn namens de commissie nog een enkel woord van aanbeveling te moeten richten tot onze medeleden van den Raad. Het besluit, dat thans genomen zal moeten worden, is niet gemakkelijk eenerzijds, buitengewoon gemakkelijk anderzijds. De

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1939 | | pagina 204