De heer FOEKEN vraagt of de politie toezicht moet houden in het Masthosch; de agenten zijn toch geen kindermeisjes. De VOORZITTER zegt, dat, indien een voorstel wordt gedaan tot w uitbreiding van de politie, dit voorstel in overweging kan worden genomen. - - De-heer BRAAKHUIS is van oordeel,*dat eerst het aanhangig punt moet worden afgedaan. De heer BRINKERHOF zou er voor zijn onbezoldigde gemeenteveld wachters aan te stellen. Verschillende personen zouden daartoe bereid worden gevonden. De VOORZITTER voelt daar niet voor: hij acht dit niet ge- Ck wenscht. De Commissaris der Koningin zou ook wel niet bereid worden gevonden die aan te stellen. De heer KESSEL meent uit den brief van den Commissaris der Koningin te moeten concludeeren, dat te Breda te*veel politie is. De VOORZITTER doet hierna voorlezing van een brief d.d. 18 April 1939 Nov/ 1276, welke door hem van den Voorzitter van den Raad van. Breda is ontvangen en van een daarop door hem gegeven antwoord, d.d.. 25 April 1939. De heer FOEKEN zegt gehoord te hebben, dat de Bredasche politie onmiddellijk ter plaatse was. *9 De VOORZITTER zegt, dat dit inderdaad zoo is. Het feit is om streeks half twee voorgevallen; eerst om half vier werd spreker gewaarschuwd. Na nog eenige bespreking sluit de VOORZITTER de verga dering. Opgemaakt in de geheime vergadering van den Raad der gemeente Ginneken en Bavel van 28 April 1939* De Secretaris,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1939 | | pagina 213