Verg. 28 Feb 1939.
Tegen stemden de heeren: J.C. Ea.es en J.D.E. Brinkei
Verzoek 15. VERZOEK OM OPHEEEING VAN STEÜN-
opheffing UITSLUITING.
steunuitsluiting.
Door B Boer is aan den Raad inge
diend een verzoek om opheffing van s^eunuitsluiting.
Aengezien het hier een - aangelegenheid betreft,
behoorende tot de bevoegdheid van Burgemeester en
Wethouders, wordt door dit college geadviseerd dit
verzoek aan hem te renvoyeeren ter afdoening.
De heer BRINKERHOE stelt er prijs op den Raad
in te lichten omtrent de werking der steunregeling.
Aan adressant, zijnde kleermaker, werd toegestaan
wat bij te verdienen, mits hij werkzaam was voor een
p"troon. Dit ging 6 weken goed; de opgegeven inkom
sten werden bij de berekening van het steunbedrag
buiten beschouwing gelaten. Toen werd hem gevraagd,
wie zijn werkgever was. De man gaf toen op een zeker
Kamphuis uit Zutphen. Bij nadere informatie bleek
echter, dat zulks niet juist was. Toen is de man op
last .van den districtsleider voor 4ên maand uitge
sloten'. Deze inspecteur plaatste zich dus in deze
op den stoel van den Minister, iets waartegen spreke
zich ten sterkste moet verzetten. In BSeda zou zulke
niet gebeuren en spreker zou willen verzoeken dit oc
in deze gemeente niet meer te laten gebeuren.
Overigens zegt spreker, dat adressant niet juis"
gehandeld heeft met zich t#t den Raad te wenden.
Hij had zijn verzoek tot den Minister moeten richtei
Af te keuren is echter, dat hier door een ter zake
onbevoegd ambtenaar een beslissing is genomen, waar"
mede Burgemeester en Wethouders zich hebben vereenk
De heer VAN GESTEL zegt, dat het niet heelemaal
'overeenkomstig de werkelijkheid is, zooals de heer
Brinkerhof dez.e zaak heeft uiteengezet. De betrokke;
persoon heeft niet alleen een werkgever opgegeven
in strijd met de waarheid, doch bij hercontrole
bleek, dat hij al dien tijd voor eigen rekening
had gewerkt. Werkgever Kamphuis werd slechts als
•strooman naar voren geschoven. Dit is een zeer laak
bare handeling, waarvoor een maand uitsluiting van
steunregeling toch geen te zware straf mag worden
noemd. Nu beweert de heer Brinkerhof wel, dat deze
uitsluiting niet door den districtsleider mocht zi:
opgelegd maar door den Minister, doch spreker is e.'
van overtuigd, dat door dezen ambtenaar een zeer
soepele houding is aangenomen. Was deze aangelegen
heid niet door den districtsleider afgedaan, dan
zou wellicht geheele uitsluiting zijn gevolgd. Ook
heeft de. hëer Brinkerhff weer beweerd, dat in Brei
ande