Verg. 28 Eeb 1939. 30. vroeger steunbedrag. Adressanten stellen ^aarom voor., het armbestuur te berichten, dat naar het oordeel van den Raad deze ondersteuning te gering wordt geacht. De heer i^HINKERHOE zegt in de vorige vergadering reeds erop te hebben gewezen, dat dit schrijven, gelei op artikel 73 der G-emeentewetniet tijdig ter tafel is gebracht. Het stemt hem evenwel prettig, dat deor Burgemeester en Wethouders aan het burgerlijk armbesh inlichtingen zijn gevraagd over deze aangelegenheid. Spreker vervolgt, dat als een vaststaand feit moet worden aangenomen, dat de steunnormen voor deze ge meente te laag zijn. Dat werd indertijd door den Raad unaniem erkend en aan den Minister verzocht deze gemeente, evenals Breda, in de vierde klasse te rang schikken. Echter zonder resultaat. Steun is vergoeding om in noodzakelijkst levens onderhoud te voorzien; ook de Armenwet gaat hiervan uit. Waar dit zoo is, gaat het toch nietaan, dat door het armbestuur slechts 80 h 90 i° van een toch al te lage steunnorm wordt uitbetaald aan die werkloozendi door den Minister uit de steunregeling zijn verwijdert Bij de vergelijking met Breda, die het burgerlijk arm bestuur opzet, is verzuimd te vermelden, dat in Breda slechts 2/3 van de gezinsinkomsten wordt afgetrokken en in deze gemeente ten volle. Na. te hebben opgesomd, waarmede een gezin van 7 kinderen door het burgerlijk armbestuur in deze gemeente wordt gesteund, gelooft spreker, dat de Raad wel van gevoelen zal zijn, dat dt ondersteuning inderdaad te gering is. Waar de steun norm reeds te laag wordt geacht, zal de steun van het armbestuur zeker wel te laag zijn, wijl deze slechts 80 90 io bedraagt van de steunnorm. Het is adressant! niet te doen om te treden in de rechten van het burge: lijk armbestuur, doch zij willen slechts, dat de Raad aan dit armbestuur een wenk geeft, dat 80 of 90 i° te laag is. De heer STRUIJS kan zich ook niet vereenigen mot 5it systeem van het burgerlijk armbestuur. De steunre geling is gekomen na de Armenwet en spreker vindt het verkeerd, dat m.en deze twee zaken aan elkaar koppelt. Hijtöonü verder met voorbeelden aan, daireabsoluut ver keerd is, dat door het burgerlijk armbestuur het stek bedrag tot'basis wordt genomen. Elk geval zal door he' burgerlijk armbestuur afzonderlijk moeten wordai beke ken. De heer VAN G-ESTEL is het volkomen met den vorigea spreker eens, dat elk geval feitelijk afzonderlijk mo worden bekeken. Maar de crifiek, op het armbestuur meermalen uitgeoefend, heeft het gedwongen naar norms! te gaan werken. Ook vreest spreker, dat vele menschel wanneer met 100 van de steunnorm. door het burgerlij armbestuur zou worden gehojhpen, naar dit armbestuur zouden overgaan. Dit zou zeer ongewenscht zijn en vo: de gemeente financieel zeer nadeelig, wijl dan de rijkssubsió.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1939 | | pagina 30