Verg, 17 April 12^«_ 298. ingezetenen van Ginneken onsympathiek staan tegenover de Bredanaars en zij de onpopulaire Bredanaars van hun grondgebied verwijderd wenschen te houden. Niets is minder waar. Een middenstander kan bevriend zijn met een directeur van een Warenhuis, maar daarom voelt hij er nog niets voor zijn zaak door het Warenhuis te zien opgeslokt# Als geboren Bredanaar is-mijn geboortestad mij zeker zoo dierbaar- als aan den heer Spoelder, die, wanneer zijn broodwinning hem elders zou roepen, zonder veel heimwee .naar zijn nie.uwe woonplaats zal vertrekken. Juist de gehechtheid aan deze streek en aan Brabant doet mij tegen isder onnoodige samenvoeging zijn van gemeen ten en gedeelten van gemeenten bij de grootstad. Willen wij ons volk sterk houden, dan moeten wij niet noodeloos de in den loop der jaren gevormden band tusschen burgerij en Overheid verbreken. Het zooveel mogelijk laten bestaan van de uit de historie opgegroeide gemeenschappen is ten voordeele van het behoud en de versterking onzer volks kracht. Het samenvoegen van gemeenten bij de groote stad is geen algemeen belang. Het is een gevaar voor de .ge-, meenschap en in zeer vele gevallen voor de betrokkenen. Terecht heeft de heer Spoelder gezegd, dat voor Breda de stormwind uit het zuiden komt en dat men van zuidenwind eigenlijk nooit last heeft gehad. Welke waarde na deze uitspraak nog aan de door hem naar voren gebrachte bezwaren moet morden toegekend, laaft ik ter beoordeeling aan hemzelf over. Voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 298