Verg. 17 April 1<&0.
306.
voorstel bij Breda worden ingelijfd. De financi'êel
draagkrachtige bewoners zouden hiermede als het ware
tot den laatsten man naar Breda overgaan. Vandaar,
dat ik hiervoor reeds sprak van een armoedig over
blijfsel onder den naam van Ginneken.
Het baat ons niet, mijnheer de Voorzitter, het
voorstel te betreuren, evenmin kunnen wij het met
verontwaardiging afwijzen. De aanval is een feit 'ge
worden en, aangezien wij er niet aan denken ónze
zelfstandigheid geheel of gedeeltelijk prijs te
geven, zullen wij haar moeten verdedigen, zullen
wij het grievend onrecht, dat dreigt te geschieden,
moeten trachten af te wenden.
In de zeer sobere door Gedeputeerde Staten gegeven
uiteenzetting der beweegredenen lezen we naar het mij
voorkomt als voornaamste argument, dat tal van problemen,
welke zich in het conglomeraat voordoen, slechts centraal
en niet door vier verschillende gemeentebesturen kunnen
worden opgelost.
Een nadere specificatie van de bedoelde problemen
geven Gedeputeerde Staten niet, maar we mogen aannemen,
dat deze problemen nader zijn aangegeven in een schrij
ven van Burgemeester en Wethouders van Breda tot Zijne
Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken ge
richt d.d. 20 Juli 1938 en welk schrijven ons door
Gedeputeerde Staten in afschrift is toegezonden.'
In dat schrijven worden inderdaad- verschillende
problemen genoemd, welke op de eerste plaats voor Breda
maar