Driehonderd zeventiende blad.
317.
Verg» 28 Juni 1940.
Openbare vergadering van den Gemeenteraad op Vrijdag,
28 Juni 1940, des namiddags half twee ure.
Tegenwoordig zijn de heeren: A.P. Struijs; A.H. Vermee
ren; H.J, van Gestel; J.G. Faes; N.J. Smit; C.J. van Gils;
J.D.F, Brinkerhof; G.J, Braakhuis; J.H, van Mierlo; N.A.P.H.
van der Kleij; S. Paulussen; J. Schuller; M.A, Diepstraten en
J.G.Ph. Saveni'je.
Afwezig met schriftelijke kennisgeving de heer H.J.M.
Kessel.
De VOORZITTER opent de vergadering met gebed.
De VOORZITTER zegt mag ik, nadat de vergadering is
geopend met gebed, een woord van eerbiedige hulde brengen
aan hen, die in de uren van strijd voor het vaderland ge
vallen zijn en in het bijzonder aan hen, die inwoners waren
van deze gemeente. Mijn deelneming gaat ook uit naar hun
achtergebleven verwanten, hun echtgenooten, ouders en kinde
ren en allen, die hun dierbaar waren. Ook een woord van deel
neming aan hen, die in deze gemeente door de oorlogsramp in
het bijzonder zijn getroffen, vooral aan hen, die bij de
vlucht het leven hebben verloren en hun verwanten. Spreker
uit den wensch, dat allen, die nog achter zijn gebleven,
spoedig mogen wederkeeren.
De heer BRINKERHOF vraagt hierna het woord en zegt;
Na de bange dagen, die gelukkig achter ons liggen
u doch nog zoo versch in ons geheugen en nu we sinds langen
tijd weer door U bijeen zijn geroepen, voel ik mij gedwon-
gen enkele woorden hieraan te wijden.
Hoewel we in diezelfde week een geruststellend teeken
ontvingen n.l. het onderzoek hoeveel menschen hier in
Ginneken geëvacueerd zouden kunnen worden uit andere ge-
meenten, werden wij den Zondag in groote onrust gebracht dor
H de mare en roepstem; weg, weg, vluchten in de richting
Rijsbergen - Zundert.
w Ik behoef hier niet te schilderen het leed en ellende,
"die zich langs dien weg afspeelden. Iedereen zocht een goed
heenkomen om zijn familie en gezin zoo veel mogelijk te
beschermen, alles achterlatende, wat hun lief was. gewerden.
Iedereen was op zelfbehoud bedacht.
Een echter maakte daarop in onze gemeente een uitzon-
0 dering, bijgestaan door nog enkele mannelijke ingezetenen.
Deze persoon, mijnheer de Voorzitter, was U, Hoewel gij
toch