Vera. 28 Juni 1940. jS— en electioiteitsbedrijf, dienst 1940, ten aanzien van liet aanwenden van hét vermoedelijk batig slot van den gewonen dienst 1939 tot een bedrag van f. 14436.01 en een deel der reserves van het water en ele0triciteitsbedrijf tot een bedrag van f. 15000.-, ten behoeve van de begrootingen 1940. In een vorige Raadsvergadering is de meening n van Gedeputeerde Staten reeds ter kennis gebracht w van den Raad. De Raad heeft toen gemeend zijn n oorspronkelijk oordeel te moeten handhaven. Aangezien blijkt, dat Gedeputeerde Staten niet tt bereid zullen worden gevonden de begrooting goed te keuren, stellen wij voor de posten, waartegen Gedeputeerde Staten bezwaar maken, van de begroo- n ting af te voerenHierdoor moet worden voorzien w in een bedrag van f. 29476.-. Wij stellen voor daarin te voorzien, zooals oor- spronkelijk was gedacht n.l, door verhooging van het aantal opcenten op de hoofdsom der gemeente- fondsbelasting van 55 tot 75 en door het aantal opcenten op de hoofdsom der personeele belasting, in plaats van 85 tot 185, te brengen van 100 tot 200. De verhooging van de opcenten op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting zal voor 1940 een meerdere opbrengst geven van plus minus f.13000.~c De verhooging van de opcenten op de hoofdsom der personeele belasting een verhooging van p,m. f. 16000.-. Het nog ontbrekende bedrag kan worden gevonden op den post voor onvoorziene uitgaven. Ontwerp-verordeningen tot wijziging Van de ver- ordening tot het heffen van opcenten op de hoofd- som der gemeentefondsbelasting en tot het heffen van opcenten op de hoofdsom der personeele be- lasting zijn ter inzage gelegd. Wij stellen voor de gemeentebegrooting en 60 begrootingen van het water- en electriciteits^ drijf, dienst 1940, te wijzigen, zooals wordt voorgesteld en de optwerp-verordeningen tot wlj- ziging van de genoemde belastingen vast te stellen', De heer BRINKERHOF vindt het 't gemakkelijkst ons bij de meening van Gedeputeerde Staten neer te leggen. Spreker voelt er echter alles voor om in beroep te gaan bij de Kroon. Hij zou niet zoo maar voetstoots toe willen géven aan het verlangen van Gedeputeerde Staten. De gemeentelijke autonomie komt daardoor weer in het gedrang. Hij zou daarom de beslissing van de Kroon willen afwachten. De heer VAN MIERLO betoogt, dat verschillende ge raamde inkomsten wellicht niet zullen worden ontvangen, zooals de opbrengst van de kermis, terwijl ook de winsten van de bedrijven veel minder zullen worden. De reserves zullen later misschien nog noodig blijken te zijn. Spre ker acht het nu hel juiste oogenblik om het voorstel van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 319