Verg. 10 October 1940. 351. die zinsnede daarom weg willen laten. De VOORZITTER zegt, dat die zinsnede wel be teekenis heeft. De heer VAN MIERLO is de meening van den Voorzitter toegedaan. De gemeente Breda krijgt een geheel ander karakter, zoodat zij ook zou behooren te worden opgeheven. Het is ook van belang voor de ambtenaren. Wanneer de gemeen te Breda ook wordt opgeheven, vervallen ook daar alle ambte naren en dan kan men de nieuwe diensten inrichten uit het personeel van al de betrokken gemeenten. De heer VERMEEREN meent, dat dit ook geldt voor he bestuur der gemeente. De heer SMIT trekt zijn voorstel in. De heer BRINKERHOF zegt, dat het schrijven van Gede puteerde Staten hem vreemd aandoet. Al het werk, dat voor het vorige plan is verricht, schijnt weinig gevolg te heb ben gehad. Hiervan blijkt niets uit het schrijven van Gedeputeerde Staten. Het besluit schijnt al genomen te zijn, tenzij de rijkscommissaris andere maatregelen treft. De gemeente is altijd zuinig geweest. Wil men de gevoelens van de bevolking eerbiedigen, dan kan dit plan niet doorgaan Wanneer de nota, zooals daarin is vermeld, wordt gezonden aan den rijkscommissaris, dan zal die het voornemen van Gedeputeerde Staten te niet doen. Spreker hoopt, dat de rijkscommissaris het belang daarvan zal inzien. De heer BRAAKHUIS meent, dat de nota niet behoeft te worden gezonden aan den rijkscommissaris. De Raad gaat zonder stemming accoord met de nota, welke aan Gedeputeerde Staten zal worden gezonden. Die nota luidt: AAN Heeren Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. EdelGrootAchtbare Heeren, Naar aanleiding van Uw brief van 18 September l^'rO, G. no, 446, IVe Afdeeling, meent de Raad der gemeente Gin- neken en Bavel het navolgende ter kennis van Uw College te moeten brengen. De Raad wil niet in uitvoerige beschouwingen treden omtrent het plan van Uw College tot opheffing dezer gemeente Bij Uw brief van 3 Augustus 1938» G« No. 93Afd. werd door Burgemeester en Wethouders dezer gemeente ontvan** gen een door Burgemeester en Wethouders van Breda tot Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken gericht schrijven, waarin de voornaamste gronden worden ontvouwd, waarop

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 351