Vegg. 10 October 1940.
352.
waarop naar de meening van genoemd Gemeentebestuur
uitbreiding van de gemeente Breda met deelen der
gemeenten Ginneken en Bavel, Princenhage en Teteringen
noodzakelijk werd geoordeeld.
Te voren waren reeds, rechtstreeks van het Gemeente
bestuur van Breda, ontvangen grafieken en kaarten, ge
nummerd van I tot en met VI, welke bij bedodld schrijven
behooren, alsmede een d.d. 23 Juli 1938» No, 1/2272 tot
Zijne Excellentie gerichten brief betreffende de moge
lijkheid van werkverruiming in de betrokken gemeenten.
In de brieven van het Gemeentebestuur van Breda was
'alleen aangegeven, welke deelen der gemeente Ginneken en
Bavel naar zijn oordeel bij Breda zouden behooren te
worden gevoegd en werd, vanzelfsprekend, in het midden
gelaten, wat met de overblijvende deelen dezer gemeente
moest geschieden.
De beweegredenen, welke door het Gemeentebestuur van
Breda waren aangevoerd, werden uitvoerig weerlegd in een
gemeenschappelijke nota d.d. 16 December 1938 van de
Colleges van Burgemeester en Wethouders van Ginneken en
Bavel, Princenhage en Teteringen, alsmede in een afzon
derlijke nota van denzdlfden datum van Burgemeester en
Wethouders van Ginneken en Bavel.
Bij brief van 27 December 1939, G-. no. 269, Ie Afdee-
ling, werd aan Burgemeester en Wethouders bericht, dat TT*v
College voornermans was een voorstel van wet voor te drr n
tot uitbreiding der gemeente Breda met gedeelten der go-
meenten Ginneken c.a., Princenhage en Teteringen.
Daarbij was gevoegd:
a, een uiteenzetting van de beweegredenen van Uw College
tot dat voornemen;
b, een omschrijving der gedachte nieuwe grenzen;
c, een kaart, waarop de sub b bedoelde grenzen nay^eurig
waren aangeduid.
De uiteenzetting van de beweegredenen was zeer sober
gehouden.
Bij de overweging der niemve grenzen werd rekening
gehouden met de mogelijkheid om uitgestrekte plattelands
gebieden, welke voor de uitbreiding van Breda niet noodig
zijn, buiten stedelijk verband te houden.
Aanvankelijk was er op gerekend, dat bepaalde, hier
voor geëigende plattelandsgedeelten der gemeenten Ginneken
c.a., Princenhage en Teteringen een afzonderlijk gemeente
lijk bestaan zouden verkrijgen.
Blijkens de bijgevoegde kaart \vas het de bedoeling
het grootste deel van Bavel en van Ulvenhout onder den
naam van Ginneken als gemeente te laten voortbestaan.
Overeenkomstig het bepaalde van artikel 158 der
Gemeentewet wenschte Uw College over dat voorstel het
oordeel te vernemen van den Gemeenteraad en van de in
genoemd wetsartikel bedoelde Commissie uit de ingezetenen.
De Raad en de Commissie uit de ingezetenen hebben
in hun voltallige vergaderingen onderscheidenlijk van
17 April 1940 en 27 April 1940 met algemeene stemmen als
hun oordeel uitgesproken, dat het voornemen van Uw College
on