Hjervoor ie reeds opgemerkt, dat de bezwaren van
Burgemeester en 17et houders van Ered& uitvoerig zijn
weerlegd in de nota>s van 16 December 1938welke
ook bekend zijn,
u Het is derhalve overbodig - hiervoor x?erd dit
reeds opgemerkt dat alles hier nog te herhalen,
In de nota's van 16 December 1938 is zeer uitvoer g
H behandeld het uitbreidingsplan, de bebouwingswij ze en
het rioleeringsvraagstuko
tt Wij lézen nu, dat de aanleg van Breda van royaler
en passender allure is dan in de aangrenzende gemeenten,
11 Waar de dorpsche opzet eenigezins benauwt.
Het is alleen maar jammer, dat het royal© en passende
der Bredasche allure hoofdzakelijk in 1927 van de aan-
greneende gemeenten werd geannexeerd. Overigens meenen
wij dat de dorpsohe H en l? benauwende opzet van
M de Ginnekensche bebouwing veilig kan worden vergeleken
met de stedelijke en weidsohe bebouwing van Brcdaa
Wanneer het Gemeentebestuur van Breda de vervuiling
van de Bredasche singels noteert mede op het debet van
w de bewoners ran Ginneken, dan mogen wij toch wel ver-
wijzen naar hetgeen omtrent het rioleeringsvraagstuk In
de nota!s van 1.6 December 1938 is vermeld,
Wij stippen slechts een tweetal punten aan uit het
prae-adviee, omdat daarin een verwijt aan onze gemeente
zou kunnen worden gelezen,
0ok blijkt van de zijde van het Bestuur van Breda