y 211-7.
Verg V,:- April 19^0,
De VOORZITTER-wéns cht aan het prae-advies niets toe
te voegen. Hij vraagt, wie der leden over dit onderwerp
het woord verlangen.
De heeren Braakhuis; Briber hof; Smit; Kessel; Van
Mlerlo en Van Gestel zullen over dit onderwerp gaarne
het woord voeren.
De VOORZITTER geeft het woord aan den heer Braakhuis,.
Dé heer BRAAKHUIS zegt:
Het is wel onder sombere omstandigheden, mijnheer de
Voorzitter, dat de Raad thans geroepen wordt een oordeel uit
te spreken over een voorstel, dat de belangen dezer gemeente
in zijn levenskernen raakt en waarmede het al of niet bestaan
blijven van een bloeiende en welvarende en historisch gefun
deerde gemeenschap gemoeid is.
Immers, terwijl rondom ons het oorlogsgeweld toeneemt; in
ons eigen land allerlei toebereidselen getroffen woxden om
den vaderlandschen bodem met kracht van wapenen, met opoffe
ring zoó noodig'van jonge levens, met vernietiging van waarden
en eigendommen, te'verdedigen en te behouden, moeten wij ons
oordeel gaan geven over een voorstel, dat in feite denzelfden
oorsprong heeft als waaraan de helsche wanorde en duivelsche
gewelddadigheden in Europa thans moeten worden toegesohreven.
Doet ditzelfde, mijnheer de Voorzitter, zich niet in ge
lijke mate met dit ons voorgelegde plan voor?
Is het ook hier niet de agressie van enkelen, die méenen,
dat hun levensruimte te beperkt is en die daarom aanspraken
maken