beweringenjin eerste instantie door Breda te
berde gebracht, reeds uitvoerig en gedocumenteerd iri eén
gemeenschappelijk voor zcover het Ginneken betreft -
in eeh afzonderlijk schrijven op de meest afdbende wijze
zijnWeerlegd,
De opmerking, hoe scherp ook gesteld;" Wat gratis
wordt beweerd, kan ook gratis ontkend worden is werke
lijk niet ten onrechte geüè&F\
Verwacht had minstens mogen worden, dat Gedeputeerde
Staten met een keur van argumenten waren gekomen om de
noodzakelijkheid van de vernietiging van een drietal
bloeiende gemeenten aan te tóoncn on zich niet zonder
meor tevreden hadden gesteld met de gezochte motleven
van Breda, dat uitsluitend Zijn eigen belang op het oog
heeft, te aanvaarden*
óf zijn de belangen van de drie in hét 'geding'zijnde
gemeenten voor' Gedeputeerde'Staten" van zoo weinig beteo-
kenis, dat ze vanself in het niet verzinken bij dc belan
gen van een gemeente als Breda?
Mén zou het bijna gaan gelooven, omdat Gedeputeerde
Staten zich hier met algemeenheden vah de"zaak hebben
afgemaakt; onwillekeurig is men dan ook' geneigd, nu doze
toeliohting zoo nietszeggend is, deze terug te wijzen
met de opmerking van niet ter zake dienende
Hiermede, mijnheer de Voorzitter, meen ik voldoende
eer aan de toelichting van Gedeputeerde Staten te hebben
bewezen.
Ik