Verg, 17 April XSÖGk 252 Ik wil nu nog een enkele Êpmexking maken over het ter zake verschenen prae-advies van Burgemeester en Wethouders van Breda» Zooals te verwachten was, wordt in dit stuk het voor stel uitvoerig verdedigd, hetwelk natuurlijk het goed recht van Breda is» De critiek, welke op dit prae-advies te maken is, is reeds uitvoerig geschied in de reede eenige malen genoemde memoranda van December '1938» st Wordt dan ook vervelend telkens in herhalingen te vervallen en daarom kunnen deze beter achterwege blijven. Een ding is mij echter in dit prae-advies opgevallen en hierop meen ik wel even de aandacht te mogen vestigen n.l. dat waar wordt medegedeeld, dat de groei der buiten gemeenten in belangrijke mate een gevolg is van da beperk te vestigingsmogelijkheid van Breda» Na de grenswijziging van 1927 zou de bevolking van Breda slechts met 17 zijn toegenomen en die van Ginneken, Prinoenhage en Teteringen resp. met 4-5, 24- en 42 Deze percentages laat ik voor wat ze zijn; ze zijn niet te controleeren, omdat niet is aangegeven op welk tijdstip ze genomen zijn» In tegenstelling hiermede wil ik echter wijzen op datgene,wat in het gemeenschappelijk schrijven van do drie gemeenten aan Gedeputeerde Staten hieromtrent fcs medegedeeld. Ook daarin zijn cijfers ge noemd en wel over een tijdvak van acht jaren,, loopende van 1 Januari 1928 tot 1 Januari 1936* Hetdaarbij opge geven relatieve percentage over deze jaren klopt geenszins met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 252