ons door Gedeputeerde Staten niet was verhinderd deze uit te voeren. In mijn algemeene beschouwingen bij de begrooting 194-0, heb ik oen en ander naar voren gebracht omreden ik mijdoor uitlatingen in den Bredasohen Gemeente raad, daartoe gedwongen gevoelde. Thans beschikken we over alle motieven, die van de zijde van het Gemeente bestuur van Breda zijn aangevoerd om tot gebiedsuit breiding te komen. Tijdens de vorige annexatie van Breda had'ik het voorrecht deel uit te maken van de Oommissie, bedoeld in artikel 158 der Gemeentewet. Die uitbreiding was toen noodzakelijk geworden om in den chaos der grenzen van de vief gemeenten, Breda, Ginneken, Princenhage en Teteringen, ordening te brengen. Dit was het eenige motief, dat toen door alle instantiesdie een uit spraak in 'deze grenswijziging moesten doen, als bin dend werd beschouwd. Deze gebiedsuitbreiding van de gemeente Breda kwam in April 1927 tot stand. De betrokken gemeenten, die een deel van haar gemeenten zagen ontnomen, van Ginneken was'dit een bebouwd gedeelte, dachten tèen rustig en ongestoord te kunnen gaain voortbouwen aan de welvaart van haar gemeenten. Ginneken nam dit krachtig ter hand, waarvan de resultaten alles overtroffen, met het gevolg, dat met jaloersche blikken onze wel'vaart' gade werd geslagen, De

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 263