opgemaakt. Zij worden,geschreven in een genummerd, en door den voor
zitter op ieder blad gewaarmerkt register.
2. Zij vermelden de namen der leden, die afwezig waren; eene beknop
te opgaaf van den inhoud der ingekomen stukken en gedane mededee-
lingen;de gedane voorstellen en een kort verslag van de gevoerde
beraadslagingen;een overzicht van het verloop der stemmingen;een
opsomming der genomen besluiten en de namen der leden,die "voor" er
van hen,die "tegen" hebben gestemd.
3. Zij worden bij de in artikel 5 bedoelde stukken,op de raadzaal
voor de leden ter inzage gelegd of de leden in druk toegezonden.
4. Zij worden voor zooveel mogelijk op de eerstvolgende vergadering
ter vaststelling aangeboden.
5. De vergadering beslist,of de op de notulen gemaakte aanmerkinger
gegrond zijn. De notulen worden overeenkomstig gegrond bevonden
aanmerkingen gewijzigd.
6. De notulen worden,na vaststelling,door den voorzitter en den se
cretaris geteekend.
7. Is de voorzitter tevens secretaris,dan worden de notulen door
een der wethouders mede onderteekend.
Artikel 10.
De onderwerpen worden in behandeling gebracht in de orde,waarin zi;
op den oproepingsbrief zijn vermeld,tenzij de voorzitter of de ver
gadering afwijking van die volgorde noodzakelijk acht.
Artikel 11
Andere voorstellen dan die,welke op den oproepingsbrief zijn ver
meld,maken een onderwerp van beraadslaging uit,indien zij worden
gedaan door den voorzitter,door eene commissie uit den raad of doo:
een der leden van den raad,in het laatste geval,indien het voorste!
door tenminste twee leden wordt ondersteund.
Artikel 12.
1De beraadslagingen over reglementen,verordeningen,de begrooting
en de rekening is tweeledig: eerst loopt zij over het onderwerp in
het algemeen,daarna over de onderdeelen of artikelen.
2. Bij de begrooting en de rekening heeft de behandeling der uit
gaven plaats voor die der ontvangsten.
Artikel 13.
1Geen lid voert het woord dan na dit van den voorzitter verkre
gen te hebben.
2. De voorzitter verleent het woord in de orde,waarin het is ge
vraagd, tenzij het woord gevraagd wordt voor een voorloopig aange
duid persoonlijk feit,over de vaststelling van het te beslissen
vraagpunt of om een motie van orde voor te stellen.
3. In geval van twijfel of als een persoonlijk feit aanwezig is,
raadpleegt de voorzitter de vergadering,die zonder voorafgaande be
spreking beslist.
Artikel 14.
1Geen spreker mag in zijn rede worden gestoord.
2. Indien een lid zich beleedigende uitdrukkingen veroorlooft,den
goeden naam van anderen in verdenking brengt,de orde verstoort,of
tot revolutionaire daden aanspoort,een en ander ter beoordeeling