Artikel 10.
Indien binnen twee jaren na den aanvang van het belasting
jaar blijkt, dat een aanslag ten onrechte of te hoog is opgelegd,
doen Burgemeester en Wethouders ambtshalve den aanslag teniet of
verminderen zij dezen tot het juiste bedrag.
Artikel 11.
Ingeval uit een nieuw feit, dat aan de gemeente tevoren
niet bekend was of redelijkerwijze niet bekend had kunnen zijn,
blijkt, dat een aanslag ten onrechte is achterwege gebleven of
bij een vergissing van Burgemeester en Wethouders vernietigd,
dan wel, dat een te lage aanslag is opgelegd, wordt de te weinig
geheven belasting van den belastingplichtige nagevorderd, zoolang
niet sedert den aanvang van het belastingjaar drie jaren zijn
verstreken.
Artikel 12.
De belastingschuldigen worden op kohieren gebracht, opge
maakt en vastgesteld ingevolge artikel 297 der Gemeentewet.
Artikel 13.
De invordering van deze belasting geschiedt, onverminderd
het bepaalde bij de artikelen 291 tot en met 295 der Gemeentewet,
door den Gemeente-ontvanger.
Artikel 14.
Binnen een maand na de vaststelling van het kohier worden
door den gemeente-ontvanger aanslagbiljetten volgens door Burge
meester en Wethouders vast te stellen model, uitgereikt.
Artikel 15.
1. De aanslagen, voorkomende op het jaarkohier, zijn in
vorderbaar in twee gelijke termijnen, vervallende op 1 Juli en
1 December van elk jaar. De aanslagen, voorkomende op de aanvul
lingskohieren zijn invorderbaar in één termijn, vervallende op
1 December, tenzij het aanslagbiljet na 1 November is uitgereikt
in welk geval de belasting voor het einde der maand volgende op
die der uitreiking van het biljet moet worden voldaan.
2. De aanslag is dadelijk en ineens invorderbaar, indien
de aangeslagene in staat van faillissement is verklaard of op
zijn roerende of onroerende goederen executoriaal beslag is ge
legd.
Artikel 16.
De gemeente-ontvanger is verplicht van iedere betaling
kwijting af te geven, tenzij de betaling geschiedt door over
schrijving of storting op de op het aanslagbiljet te vermelden
giro-rekening der gemeente.
Artikel17.
De toerekening en de afschrijving der betaling geschiedt
in de volgende volgorde
a. op de kosten van vervolging, zoo die verschuldigd zijn.
b. op den aanslag, of zoo den aanslag kan worden voldaan in ter
mijnen, op den oudsten der openstaande termijnen.