,p
BIJLAGE 47.
DE RAAD DER GEMEENTE BEEK N.B.;
Overwegende, dat de waarnemend Commissaris der Koningin
in de Provincie Noord-Brabant den Heer J.Sterkens heeft bevolen
met ingang van 12 Juni 1945 de uitoefening van de functie van
Burgemeester van Beek N.B. te staken, welk bevel mede tengevol
ge had de staking in de uitoefening van andere door hem bekleede
openbare functies;
dat den Heer J.Sterkens door den Minister van Binnenland-
sche Zaken bij diens beschikking van 9 Januari 1946, nr.4921,
afd.B.B., Kabinet, met ingang van denzelfden datum als Burge
meester der gemeente Beek N.B. eervol ontslag, als bedoeld in
artikel 1, sub a van het Koninklijk besluit van 10 October 1945,
Stbl.No.F 221, is verleend, welk ontslag hem tevens gold in
zijn ambt van Secretaris dier gemeente;
dat de beschikking voornoemd geen ontslag inhield uit de
functie van ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente
Beek N.B.;
dat de Heer J.Sterkens door den waarnemend Commissaris
der Koningin in de provincie Noord-Brabant blijkens schrijven
van 16 Januari 1946, Ag nr. 128a is uitgenoodigd eervol ontslag
uit de functie aan te vragen, aangezien naar de meening van
voornoemden Minister het niet wenschelijk was, dat de Heer J.
Sterkens in die functie gehandhaafd bleef;
dat dei Heer J.Sterkens door Burgemeester en Wethouders
van Beek N.B. respectievelijk bij brieven van 1 Februari 1946,
nr. 306, 30 Juli 1946, nr. 1729 en 17 Augustus 1946, nr.1866 is
verzocht zijn standpunt in deze aangelegenheid te willen meedee-
len, dan wel zijn ontslagaanvrage in te dienen;
dat op beide laatstgenoemde brieven van hem zelfs geen
antwoord meer is ontvangen;
dat de Heer J.Sterkens - zooals uitdrukkelijk uit de over
wegingen van de ontslagbeschikking voornoemd blijkt - juist op
grond van zijn houding in verband met de bezetting niet in zijn
betrekking van Burgemeester f Secretaris kon worden gehandhaafd;
dat tengevolge van voornoemde ontslagbeschikking de Heer
J.Sterkens moet worden geacht ten aanzien van de andere door hem
in dienst der gemeente Beek N.B. vervulde openbare betrekkingen -
te weten die van ambtenaar van den burgerlijken/stand - de noo-
dige geschiktheid te hebben verloren;
dat deze ongeschiktheid niet voortvloeit uit ziels- of
lichaamsgebreken of onkunde van den Heer J.Sterkens, doch geheel
is ontstaan als gevolg van de tegen hem als bedienaar van openba
re functies in de gemeente Beek N.B. getroffen zuiveringsmaatre
gelen, welke maatregelen den Heer J.Sterkens noodzakelijk onge
schikt maken voor de vervulling van deze openbare functie al
thans in dienst der gemeente Beek N.B.;
dat den Heer J.Sterkens, nu door hemzelve geen ontslag
wordt gevraagd, ongevraagd ontslag behoort te worden gegeven op
grond van het bepaalde in artikel 16, le lid sub c, van het Re
glement op den rechtstoestand van de ambtenaren van den burger
lijken stand in de gemeente Beek N.B.;
dat behalve op grond van bovenstaande overwegingen den
Heer J.Sterkens ontslag behoort te worden gegeven vermits hij
sedert 9 Januari 1946 zich aan da daadwerkelijke uitoefening van
het ambt van ambtenaar van den burgerlijken stand heeft onttrok
ken;