BIJLAGE 87
De Raad der gemeente Beek N.B.
overwegende, dat de hierna genoemde uitgaven zijn te doen, welke
niet uit de gewone middelen der gemeente kunnen worden bestre
den:
verharding weg Princenhage-Nieuwveer f.57700,
verharding weg Groot Overveld 15650,
verharding wegen Gr.Overveld en Emer 15200,
kosten opmaken uitbreidingsplan 27,68
brandputten 125,
verharding wegen in werkverschaffing 900,
verharding Kapelstraat 800,
vrachtauto 500,
schoolbouw 20130,
buitengewoon lager onderwijs 166.08
Totaalf.111198,76
Gelet op artikel 228 der Gemeentewet
heeft besloten:
per 31 December 194? bij de Boerenleenbank, gevestigd en kantoor-
houdende te Beek N.B. onderhands ter leen op te nemen een som
van f.111198,76 tegen de koers a pari, zulks onder de volgende
voorwaarden:
1. De debitrice zal een rente van 3 procent in het jaar ver
schuldigd zijn, welke rente ingaat op heden en jaarlijks
moet worden betaald op 31 December voor het eerst op die
datum in 1943 over het alsdan verschenen tijdvak sedert
de opneming der gelden.
2. jaarlijks op 31 December zal op deze lening worden afgelost
te weten:
in het jaar 1948 f.8176,52
1949 8148,84
de jaren 1950 t/m 1952 n 7798,84 per jaar
in het jaar 1953 7773,84
1954 7623,84
1955 7878,84
de jaren 1956 en 1957 5930,84 per jaar
het jaar 1958 4475,84
19 59 3530,84
1960 3412,—
in de jaren 1961 t/m 1963 3150,per jaar
1964 t/m 1967 3100,per jaar
het jaar 1968 3070,—
3. Vervroegde, versterkte of algehele aflossing kan gedurende
de eerste vijf jaren van de looptijd niet plaats hebben,
gedurende de verdere looptijd is vervroegde, versterkte of
algehele aflossing toegestaan, echter alleen met inachtne
ming van oen opzegtemijn van tenminste drie maanden en tegen
betaling ener vergoeding van 1% over het bedrag, dat de debi
trice aflost boven het onder 2 bepaalde.
4. Alle betalingen van rente en/of aflossing zullen zonder koster
worden gedaan ten kantore van de Bank of te zodaniger plaatse
als door haar tijdig zal worden opgegeven; geen kwijting kan
worden gevorderd voor en aleer de verschuldigde bedragen van
rente en aflossing in het bezit van de Bank zijn of op de
door haar aangegeven plaats gestort zijn.