Art.176. Hij kan zich de vaststelling der plannen en voorwaarden
van aanbesteding der werken en leverantien, ten behoeve
der gemeente te doen, voorbehouden.
De aanbesteding geschiedt in het openbaar, behoudens de
gevallen, waarin om bijzondere redenen, onderhandsche
aanbesteding in het belang der gemeente ware.
Art.177. De raad beoordeelt en beslist of vanwege de gemeente of
voor een harer afdeelingen, die zich in het geval be
vindt door artikel 254 omschreven, een rechtsgeding zal
worden gevoerd.
Bij geschil over burgerlijk recht tusschen zoodanige af-
deeling en de gemeente of eene andere aÊdeeling der zelf
de gemeente, onderwerpt de raad de zaak aan Gedeputeerde
Staten en benoemen deze, zoo zij tot het voeren van een
geding machtigen, uit de ingezetenen der afdeeling een
commissie,daarmede belast. i
Overigens zijn gelijke bevoegdheden neergelegd in artikel 1
177, 3e en 4e lid, 178 tot en met 183 dier wet.
De oorspronkelijke door Thorbecke in de gemeentewet neerge
legde gedachte was deze, dat ieder orgaan van gemeentebestuur
zijn eigen omschreven werkterrein zou bezitten. Geheele of gedeel
telijke overdracht van bevoegdheden op een ander orgaan was in
dien opzet niet mogelijk.
Het schema der gemeentelijke bestuursinrichting van 1851
paste toen geheel op het nauwelijks tot ontwikkeling gekomen ge
meenteleven van dien tijd. Het past echter niet meer op dit -
sedert dien zoowel naar aard als intensiteit - tot steeds verdere
ontwikkeling gekomen leven. Algemeen groeit daarom de opvatting
van een nieuwe taak voor de gemeenteraden het aangeven van de
grootere lijnen voor het gemeentelijk beleid, het nemen van de be
langrijke en principieele beslissingen, ten aanzien daarvan en
daarnaast het uitoefenen ven contr61e op de uitgebreide bestuurs
taak van Burgemeester en Wethouders. Een delegatie als hier be
doeld biedt de voordeelen van een snelle en soepele afwikkeling
van tal van minder belangrijke zaken, ontlasting van de secretarie
en bezuiniging op personeels- en materieele uitgaven.
Inderdaad heeft de wetgever reeds in 1931 deze behoefte aan
delegatie aangevoeld en een bepaling in het leven geroepen, lui
dende als volgt
"Burgemeester^ en Wethouders oefenen, indien de Raad
daartoe besluit en naar de door dezen te stellen rege
len, de in de artikelen 171, 172, 173, 174, 175, en 177
bedoelde macht van den raad uit»(art.212, le lid der
gemeentewet.)1
In de overgangsregeling onmiddellijk na de bevrijding van
ons land, in het tijdvak dat de tijdelijke gemeenteraden hunne be
voegdheden uitoefenden, is practisch de bevoegdheidsverdeeling
z66 geweest dat Burgemeester en Wethouders alle in de bovengenoem
de artikelen omschreven bevoegdheden van den raad uitoefenden. Ha
het herstel van het gemeentewezen - bij het in functie treden van
den definitieven raad - is de gemeentewet zooals deze in 1940
gold, weder onverminderd van kracht geworden. Tijdens deze tijde
lijke regeling heeft ons college practisch kunnen ervaren of en ho<
een delegatie van bevoegdheden van den raad voldoet. Wij zijn tot
de slotsom gekomen, dat althans voor deze gemeente een overdracht
van alle bevoegdheden omschreven in de artikelen 171 en volgende
der gemeentewet niet noodzakelijk en zelfs niet gewenscht is.