BIJLAGE 52a.
DE RAAD DER GEMEENTE BEEK N.B.;
Gezien het voorstel dd. 13 Januari 1947 van Burgemeester
en Wethouders;
(&et op de artikelen 212 en 213 der Gemeentewet;
BESLUIT
I te bepalen dat Burgemeester en Wethouders uitoefenen
de macht van den raad, neergelegd in de artikelen 172-
173 en 177, le en 2e lid der Gemeentewet;
II. vast te stellen de volgende regelen, in acht te nemen
bij het uitoefenen van de onder I bedoelde macht van
den raad.
A. Algemeene bepaling.
1. In elke raadsvergadering zal bij de behandeling der
ingekomen stukken aan den Raad mededeeling worden ge
daan van de sinds de laatste raadsvergadering genomen
besluiten of verrichte handelingen.
B. Bepalingen, speciaal van toepassing bij het verhuren, er
verpachten of op eenige andere wijze in gebruik geven e'
van gemeente-eigendommen.(art.172 en 173).
2. Verhuring of verpachting van gemeente-eigendommen ge-
schiedt onderhandsch, tenzij van een openbare verhu
ring of verpachting redelijkerwijs een betere uit
komst voor de gemeente kan worden verwacht of uit an
dere hoofde aan openbare verhuring of verpachting de
voorkeur moet worden gegeven.
3. Verhuring of verpachting geschiedt voor een door Bur
gemeester en Wethouders te bepalen tijd, welke niet
langer mag zijn dan 6 Jaren, dan wel zooveel moge
lijk van Jaar tot Jaar, al naar gelang Burgemeester n-
en Wethouders dit wenschelijk achten.
4. Bij verhuring of verpachting behouden Burgemeester
en Wethouders zich de bevoegdheid voor de huur of
pacht tusschentijds te beëindigen, wanneer dit in
het belang van de gemeente noodig mocht zijn, waar
bij zij een door hen te bepalen opzeggingstermijn e
in acht nemen.
5. Ingeval van tusschentijdse beëindiging van huur of
pacht kunnen Burgemeester en Wethouders den huurders er
of pachters, indien naar hun oordeel termen bestaan,
een redelijke schadeloosstelling toekennen, welke
echter nimmer meer kan bedragen dan de over den loo- ,n
penden huur- of pachttijd reeds betaalde termijnen ',r(
van de huur of pachtsom.
6. Bij tusschentijdsche beëindiging van huur of pacht
kunnen de huurders of pachters worden ontheven van
de betaling van de nog verschuldigde termijnen van
de huur of pachtsom voor den alsdan loopenden huur-
of pachttijd.
7. De huurders of pachters kunnen geen aanspraak doen
gelden op vermindering van huur- of pachtprijs we
gens misgewas, voorziene of onvoorziene toevallen enz
8. Burgemeester en Wethouders kunnen een huurder of
pachter op diens verzoek van zijne verplichtingen >r
ontheffen, indien daartoe naar hun oordeel redelijke
termen voor aanwezig zijn.