Artikel 6. 1.Aflossing op een overeenkomstig het voorgaand artikel ver leend voorschot kan door de gemeente niet worden geeist dan nadat de in artikel 14 der Financieringsregeling woningbouw 1943 bedoelde uitkering heeft plaats gehad dan wel vast staat dan een zodanige uitkering niet zal plaats hebben. De rente en aflossing over het restant moe ten alsdan worden voldaan bij wijze van jaarlijkse annuï teiten, verschijnende in 12 gelijke termijnen op de laatste dag van iedere maand en van zodanige grootte dat na af loop van de termijn, waarvoor het voorschot is verleend, het restant geheel zal zijn afgelost, zullende de ver plichting tot aflossing aan de gemeente echter in geen geval eerder aanvangen dan met de maand, volgende op die, waarin de schuld aan de bouwkas geheel zal zijn afgelost. 2.Indien de schuld aan de bouwkas geheel mocht zijn afge'ost voordat de uitkering, bedoeld in artikel 14 der Financie ringsregeling woningbouw 1948 heeft plaats gehad dan wel vast staat dat een zodanige uitkering niet zal plaats hebben, wordt in afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid, met de aflossing van het aan de gemeente Verschuldigde terstond aangevangen en moet aan de gemeente jaarlijks worden afgelost het bedrag, dat de bouwer op grond van zijn spaarcontract met de bouwkas aan deze laatste moest aflossen, en wel in gelijke maandelijkse termijnen, vervallende op de laatste dag ven iedere maand, tenzij door Burgemeester en Wethouders voor deze termijnen nader een andere regeling wordt getroffen. Onmiddellijk echter nddat de uitkering, bedoeld in artikel 14 der Financieringsrege ling woningbouw 1948, heeft plaats gehad dan wel vast staat dan een zodanige uitkering niet zal plaats hebben, dient met de aflossing van het restant van het voorschot te worden aangevangen op de voet van het bepaalde in het eerste /~3 en 4 zie onderaan deze bijlage. Artikel 7. Voorschotverlening aan een bouwer, die bouwspaarder is, vindt slechts plaats indien de bouwkas zich tegenover de gemeente uitdrukkelijk verbindt: 1.aan de bouwer geen uitstel van betaling van het aan de bouwkas verschuldigde te zullen verlenen dan na hieromtrent met de gemeente verkregen overeenstemming; 2.jaarlijks aan de gemeente opgave te zullen doen van het door de bouwer per 31 December van het vooraf gaande jaar aan de bouwkas vers huldigde kapitaal. Van de overeenkomst terzake tussen de gemeente en de bouw kas dient in de ingevolge par.4 te verlijden hypotheekacte uitdrukkelijk te bli ken, zullende bij niet nakoming door de bouwkas van deze verplichtingen de schuld van de bouwer onmiddellijk opeisbaar worden. Par.4: Hypotheekverlening. Artikel 8. l.Tot zekerheid van de voldoening door de bouwer van alle door hem uit hoofde van de voorschotverlening aan de gemeen te verschuldigde bedragen met inbegrip van twee en het lo pende jaar rente en kosten verleent de bouwer aan de gemeen te recht van eerste hypotheek op de grond en de daarop te bouwen woning.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 117