BIJLAGE 90.
De Raad der gemeente Beek N.B.;
Gelet op artikel 281 der gemeentewet; j
besluit:
vast te stellen de navolgende verordening:
Verordening tot heffing ener bijzondere belasting
wegens de verharding van de weg naar Emer in
de gemeente Beek N.B.
Artikel 1.
1. In de gemeente Beek N.B. wordt onder de naam van: "Baatbelasting
Emer" gedurende negen jaren een bijzondere belasting geheven
wegens gebouwde en ongebouwde eigendommen, welke gelegen zijn
in het gedeelte der gemeente, hetwelk wordt gevormd door:
a.de percelen kadastraal bekend gemeente Beek N.B. Sectie G.
nos. 954, 987, 993, 1377, 1412, 1432, 1436, 1450, I46I, 1471,
1472, 1478, 1479 en 1562 en Sectie F.nos. 38, 40, 732, 733,
7 44, 936, 937, 938, 939, 1012, 1113, 1446, 1447 en 1448.
b.het gebied, hetwelk wordt begrensd door een lijn aanvangende
aan de oostzijde van de spoorlijn Breda-Roteerdam bij de
waterloop genaamd Bosloop, vandaar stroomafwaarts volgende
de waterloop Bosloop tot aan de waterloop genaamd Vloeigracht
vandaar stroomafwaarts volgende de waterloop Vloeigracht,
tot aan het zuidwestelijk hoekpunt van het perceel gemeente
Beek N.B. Sectie B.no.362, vandaar langs de westelijke en/of
noordwestelijke grens van de oercelen derzelfde sectie B.
nos.362, 722, 360, 357, 358, 516, 515, 793, 512, 511, 510,
509, 506, 505, 501, 367, en 859 tot aan de rivier de Mark,
vandaar stroomopwaarts volgende de rivier de Mark tot aan het
zuidoostelijk hoekpunt van het perceel gemeente Beek N.B.
Sectie G.no.894> vandaar in westelijke en zuidwestelijke
richting volgende de grens der gemeente Breda tot aan de
spoorlijn Breda-Rotterdam, en vandaar in noordwestelijke rich
ting dezer spoorlijn volgende tot het punt van uitgang.
2. De heffing dezer belasting geschiedt als tegemoetkoming in de
ten laste van de gemeente Beek N.B. gekomen kosten van verhar
ding door de voormalige gemeente Princenhage van de weg vanaf
de komder tegenwoordige gemeente Beek N.B. naar Emer, waardoor
deze eigendommen zijn gebaat.
Artikel 2.
Het belastingjaar loopt van 1 Januari tot en met 31 December.
Artikel 3.
1. De belasting wordt geheven van hen, die krachtens recht van be
zit of enig ander zakelijk recht op 1 Januari van het belasting-'
jaar het genot hebben van de eigendommen, bedoeld in artikel 1.
2. Als genothebbende wordt aangemerkt, hij, die op 1 Januari
van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale leggers is
aangegeven, tenzij kan worden aangetoond, dat een misstelling
in die leggers heeft plaats gehad of dat vóór 1 Januari plaats
gehad hebbende veranderingen daarin nog niet waren opgenomen,
in welke gevallen met de gewijzigde toestand wordt rekening