f.177 4,per jaar;
gedurende de laatste 5 jaren der heffing het bedrag van
f.1535,per jaar.
6. Indien de opbrengst der belasting, berekend volgens het eerste
lid van dit artikel, te boven sou gaan het bedrag, dat volgens
het vijfde lid van dit artikel ten hoogste kan worden geheven,
dan wordt bij de vasstelling der aanslagen op het overeen
komstig het eerste lid van dit artikel berekende bedrag der
verschuldigde belasting een zodanige evenredige vermindering
toegepast, dat het totaal bedrag der aanslagen het bedrag in
het vijfde lid van dit artikel aangegeven niet overschrijdt.
7. Bij de berekening van het bedrag van de aanslag wordt een ge
deelte van een cent verwaarloosd.
8. Aanslagen van minder dan 25 cent worden niet ten kohiere ge
bracht.
Artikel 6.
Wanneer wegens eigendommen, waarop deze verordening toepasse
lijk is over enig belastingjaar een gelijk of hoger bedrag
wordt geheven aan baatbelasting wegens de verharding van een
andere weg, dan wordt over datzelfde belastingjaar geen aan
slag ingevolge deze verordening opgelegd.
Artikel 7.
Van de belasting zijn vrijgesteld:
a. de percelen, waarvan de gemeente of een harer instellingen
de genothebbende is;
b. de gebouwen, uitsluitend dienende als inrichting van weldadig
heid of tot verpleging en genezing van zieken of gebrekkigen;
c. de gebouwen, uitsluitend gebezigd voor de openbare eredienst;
d. de percelen, uitsluitend dienende als inrichting van onderwrijs,
welke van rijks- of gemeentewege worden gesubsidieerd;
e. de begraafplaatsen met aanhorige gebouwen;
f. de pereelen, ten behoeve waarvan geen gebruik van de in arti
kel 1, 2e.lid, bedoelde weg kan worden gemaakt, omdat daarvoor
geen recht van uitweg naar die straatweg bestaat, noch genomen
wordt of kan genomen worden, voorzover zij niet vroeger onder
de toepassing der verordening zijn gevallen;
g. de percelen, welke aan publiekrechtelijke lichamen toebehoren
en uitsluitend als v/eg in gebruik zijn;
h. de percelen, waarvoor ingevolge artikel 7 der Heffingsverorde
ning Baatbelasting Beek-Kieuwveer, vastgesteld door de read
der voormalige gemeente Princenhage de 14e Mei 1930, afkoop
van de op grond van die verordening verschuldigde belasting
plaats had.
Artikel 8.
1. Aan de aangeslagene, die in de loop van het belastingjaar zijn
rechten op het onroerend goed, waarvoor hij is aangeslagen,
geheel of gedeeltelijk verliest, wordt op zijn .binnen twee
maanden na de wijziging in te dienen verzoek, voor de nog niet
ingetreden maanden een zo nodig in verhouding berekende ont
heffing of teruggaaf van belasting verleend.
2. Voor de tijd, waarover ingevolge het bepaalde in het vorig
lid ontheffing of teruggaaf wordt verleend, wordt aan de nieuwe
verkrijger een nieuwe aanslag tot een aan de verleende ont
heffing of teruggaaf gelijk zijnde bedrag opgelegd.