2. Indien voor een hond de belasting volgens het tweede lid van artikel 3 voor het gehele belastingjaar of voor de helft is geheven en de hond na 30 Juni van dat jaar niet meer uitsluitend wordt gehouden ten dienste van de landbouw of enig bedrijf van nijverheid of ter bewaking van gebouwen, erven, vaartuigen of woonwagens, is alsnog verschuldigd een bedrag, gelijk aan de helft van het verschil in belasting volgens het eerste en tweede lid van artikel 3. Artikel 11. Het belastingjaar vangt aan 1 Januari en eindigt 31 December. Artikel 12. 1. Jaarlijks in de maand Januari zenden Burgemeester en Wethou ders aan alle bekende houders van honden in de gemeente een aangiftebiljet, dat binnen 20 dagen na de uitreiking ter gemeentesecretarie moet worden terugbezorgd. Het model van het aangiftebiljet wordt vastgesteld door Burgemeester en Wethouders. 2. Ieder, wie een aangiftebiljet is uitgereikt, is verplicht om het even of hij al dan niet houder van een hond is, dit binnen de in het eerste lid gestelde termijn, behoor lijk ingevuld en ondertekend, terug te zenden. Indien hij verklaart niet te kunnen schrijven, kan invulling namens hem, door een ambtenaar of bediende ter gemeentesecretarie geschieden. Artikel 13. 1. Houders van honden, die in de loop van Januari geen aangifte biljet hebben ontvangen, zijn verplicht vóór 20 Februari van het belastingjaar ter gemeentesecretarie aangifte te doen, door invulling en ondertekening van een aldaar koste loos verkrijgbaar aangiftebiljet. 2. Zij, die in de loop van het belastingjaar houder van een hond worden of voor wie het recht op vermindering van belas ting, bedoeld in artikel 3, tweede lid, is komen te verveller zijn verplicht hiervan opgaaf te doen ter gemeente-secreta rie binnen 14 dagen na het tijdstip waarop de belasting plicht of de verandering van de belastingplicht is ont staan. Artikel 14. Bij aldien enig feit grond oplevert voor het vermoeden, dat belasting ten onrechte niet is geheven of tot een te laag bedrag is geheven, wordt de te weinig geheven belasting van de belastingplichtige of van zijn erfgenamen nagevorderd zolang niet sedert de aanvang van het belastingjaar drie jaar zijn verstreken. De belasting wordt met het viervoud verhoogd, tenzij de niet-heffing of de heffing van de ad ministratie der gemeente of tenzij redenen aanwezig zijn om verschoonbaar verzuim te laten gelden. Artikel 15. De invordering van de belasting geschiedt door de gemeente ontvanger op het kantoor, de kantoren of andere plaatsen, daartoe in de aanslagbiljetten of bij latere kennisgeving aan te wijzen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 191