Hoofdstuk li. Van het loon.
Artikel 5.
1. Het loon van de arbeider wordt bij de arbeidsovereen
komst bepaald:
a. volgens de loonregeling, geldende voor overeenkomstig
personeel in ambtelijke dienst;
b. op een bedrag, gelijk aan of boven het minimum van de
loonschaal van overeenkomstig personeel in ambtelijke
dienst, welk bedrag, ook na eventuele verhogingen,
het maximum der desbetreffende loonschaal niet mag
overschrijden;
c. volgens de loonregeling, vastgesteld voor de groep,
waarvan de arbeider deel uitmaakt;
d. op een bedrag, voor elk geval of voor elke te ver
richten dienst afzonderlijk vast te stellen.
2. Burgemeester en Wethouders bepalen, volgens welke van de
in het vorig lid, onder a tot en met d, bedoelde rege
lingen de loonbepaling zal plaats hebben.
Artikel 6.
Geen loon is verschuldigd over de tijd, gedurende welke
de arbeider in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk
nalaat zijn werkzaamheden te verrichten.
Artikel 7.
1. De uitbetaling van het loon zal geschieden als volgt:
a. indien het loon bij de week of bij kortere tijdruim
te is vastgesteld, telkens na een week;
b. indien het loon bij de maand of bij langere tijdruimte
is vastgesteld, telkens na een maand.
2. De artikelen l63$f en l63Sg van het Burgerlijk Wetboek
zijn van toepassing.
Hoofdstuk III. Van de dienst- en werktijden.
Artixel 8.
1. Voor arbeiders bedoeld in art.7, eerste lid, sub a vin
den de bepalingen van hoofdstuk V van het Werklieden
reglement overeenkomstige toepassing.
2. Voor arbeiders bedoeld in art.7, eerste lid, sub b vin
den de bepalingen van hoofdstuk IV van het ambtenaren
reglement overeenkomstige toepassing.
3. In bijzondere gevallen zijn Burgemeester en Wethouders
bevoegd voor een arbeider een van het eerste of tweede
lid afwijkende regeling te treffen, echter niet dan nadat
betrokkene vooraf in de gelegenheid is gesteld hierte
gen bezwaren in te brengen.
Hoofdstuk IV. Van vacamtie en verlof.
Artikel 9.
Naar de onderscheiding van artikel 8, eerste en tweede
lid zijn op de arbeider van overeenkomstige toepassing