de bepalingen vervat in hoofdstuk VII van het werklie
den reglement, respectievelijk VI van het ambtenaren
reglement.
Hoofdstuk V. Aanspraak ingeval van ziekte
Artikel 10.
De arbeider, die wegens ziekte of ongeval verhinderd is
zijn arbeid te verrichten, ontvangt, wanneer hij te dier
zake geen aanspraak op een uitkering krachtens een
wettelijke verzekering heeft, een uitkering tot zodanig
bedrag en tot zodanig tijdstip, als hem krachtens de
ziektewet zou toekomen, indien hij daarna recht op uit
kering kon ontlenen.
Artikel 11.
1. Indien de ziekte of het ongeval in verband met zijn
dienstbetrekking is ontstaan, ontvangt de arbeider over
de tijd, dat hij dientengevolge verhinderd is te werken,
doch niet langer dan 52 weken, boven de uitkering, welke
hem ingevolge een wettelijke verzekering of ingevolge
art.10 toekomt, een verhoging. Deze verhoging is gelijk
aan het volle loon van de arbeider, verminderd met het
bedrag van bedoelde uitkering.
2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, heeft de arbei
der voorts aanspraak op vrij genees© en heelkundige behan
deling op de voet van de bepalingen der ongevallenwet
1921.
Hoofdstuk VI. Overige rechten en verplichtingen
Artikel 12.
Naar de onderscheiding van art.8, eerste, tweede lid
zijn op de arbeider van overeenkomstige toepassing de
bepaling vervat in hoofdstuk IX van het Werkliedenre
glement, respectievelijk Hoofdstuk VIII van het Ambte
narenreglement.
Hoofdstuk VII. Van de straffen.
Artikel 13.
1. De arbeider, die de hem opgelegde verplichtingen niet
nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig
maakt, kan door Burgemeester en Wethouders worden ge
straft met een der volgende straffen:
a. schriftelijke berisping;
b. beperking van het recht op een jaarlijkse vacantie;
c. geldboete.
2. De beperking van het recht op een jaarlijkse vacantie
geschiedt voor ten hoogste zes 1 dagen.
3. de geldboete bedraagt ten minste f.0,25 en ten hoogste
f.25,
4.. De geldboete komt ten bate van het Burgerlijk Armbestuur
van Beek N.B.