bedraagt de boete 1% over het bedrag der extra-aflossing.
4. Na 1970 is de Bank bevoegd om op de aflossingsverschijn
dagen het alsdan nog resterende kapitaal geheel of
gedeeltelijk op te vorderen, mits zij daarvan tenminste
drie maanden tevoren schriftelijk aan de Gemeente heeft
kennis gegeven.
5. Alle betalingen van rente en/of aflossing zullen zonder
kosten voor de Banlc worden gedaan ten kantore van de
Bank of te zodaniger plaatse als door haar tijdig zal
•worden opgegevengeen kwijting kan worden gevorderd
voor en aleer de verschuldigde bedragen van rente en
aflossing in het bezit der Bank zijn of op de door haar
aangegeven plaats zijn gestort.
6. Indien enige termijn van rente en/of aflossing niet op de
verschijndag als bovenomschreven mocht zijn betaald,
dan vermeerdert het niet betaalde bedrag met een boete
van een per maand -een ingetreden maand als een volle
berekend- en wordt het restant der schuld terstond en in
eens opvorderbaar. De debitrice zal in gebreke zijn door
het enkel verloop van de bepaalde termijn, zonder in
gebrekestelling. De Bank blijft daarenboven geheel vrij
indien enige voor rente en/of aflossing verschuldigde
som niet op de daarvoor bepaalde tijd mocht worden be
taald, onverwijld alle zodanige maatregelen te nemen tot
behoud van haar rechten of tot verhaal van hare vor
dering als de wet te harer beschikking stelt en haar
nodig of nuttig zullen voorkomen.
7. Zo dikwijls dit door de Bank zal worden verlangd zal de
debitrice een door de Bank te verschaffen saldobiljet,
vermeldende het aan haar nog verschuldigde, zo nodig
van zegeliivoorzien, tekenen en aan haar afgeven.
8. Alle rechten van zegel en registratie dezer acte en alle
kosten waartoe deze acte verder aanleiding .mocht geven,
die op de gerechtelijke en buitengerechtelijke invorde
ring van het verschuldigde bedrag vallende inbegrepen,
waaronder ook eventueel advocaten- en proceskosten komen
ten laste van de debitrice. Eveneens komen ten laste
van de debitrice alle belastingen, welke bij betaling
van rente verschuldigd zijn of deswege in de toekomst
nog geheven mochten ordon.
Vastgesteld ter openbare vergadering van de
Raad 1950.