BIJLAGE 97.
Be raad der gemeente Prinsenbeek;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 15
Maart 19515
gelet op het advies van de personeelsorganisaties, bedoeld in
artikel 5 van het Ambtenarenreglement en van artikel 4 van het \"erk-
liedenreglement dezer gemeente;
mede gelet op artikel 170 van de gemeentewet;
besluit
a. het uitkeringsbesluit 1950, houdende toekenning van een
aantal uitkeringen aan een deel van het rijkspersoneel,
van het politiepersoneel en van het personeel van onderwijs
inrichtingen of - instellingen en
b. het verhogingsbesluit 1950, houdende voorzieningen ten aan
zien van ambtenaren in de zin van de pensioenwet 1922, S.
nr.240, en hun nagelaten betrekkingen, die voor wat de
grootte van het pensioen betreft nadeel ondervinden van de
omstandigheid, dat de Koninklijke besluiten van 20 Januari
1950, S.nr.K 15, van 26 Mei 1950, S.nr.K 195 en van 16
Februari 1951» S.nr.47» geen verhoging van de pensioens
grondslag tot gevolg hebben,
van overeenkomstige toepassing te verklaren ten aanzien van de ambte
naren dezer gemeente en van het personeel, werkzaam op arbeidscon
tract naar burgerlijk recht, in dienst van deze gemeente, voorzover
de bezoldiging van gemeentewege wordt geregeld, een en ander met
dien verstande, dat met betrekking tot reeds eerder terzake toe
gekende uitkeringen of voorschotten verrekening plaats vindt.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van- I7 Maart 19 51