ministerie niet zonder betekenis zijn, nu de financiële positie
van onze gemeente verre van rooskleurig is te noemen. Ik moge als
voorbeeld noemen:
1) de weigering van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant om de kapi
taalsuitgaaf ad f.76.500,goed te keuren, daar geen aanvaard
baar plan voor dekking der jaarlijkse lasten lean worden opgesteld;
2) de uitbreiding van de Meisjesschool met 3 lokalen, geraamd op
f. 51.000,
3) de inrichting van de centrale verwarming in die lokalen, geraamd
op f.19.000,
4) de eerste inrichting van 6 lokalen (2x3 nieuwe lokalen) geraamd
op f.14.000,
5) uitbreiding van de Jongensschool met 2 lokalen, incl. centrale
verwarming, geraamd bedrag f.76.000,
6) de eerste inrichting van die school, geraamd f.12.000,
Voorgaande kapitaalsuitgaven waren voor burgemeester en wethouders
reeds aanleiding de Minister van Binnenlandse Zaken en Financiën te
verzoeken de bijzondere uitkering uit het gemeentefonds voor 1951
en 1952, in afwijking van dat van vorige jaren, zijnde f.15.000,—
te willen bepalen op telkens f.60.000,
Het zal Uwe raad begrijpelijk voorkomen dat ook deze feiten een
woordje mee zullen spreken bij het onderzoek van Financien.
Een verlaging van de inkomsten der gemeente zal mijn inziens
dan ook geen genade vinden in het oog van de Minister van Financien
of van Gedeputeerde Staten die terzake advies uitbrengen aan ge
noemde bewindsman. Uit het feit, dat Gedeputeerde Staten weigerden
de verhoogde subsidietoekenning ad f.300,over 1951 t.b.v. de
harmonie Amor Musae goed te keuren, blijkt reeds overduidelijk hoe
angstvallig gewaakt wordt tegen een opvoering van de gemeentelijke
uitgaven en verlaging dier inkomsten.
Ik meen met het voorgaande te kunnen volstaan, aangezien ik deze
punten reeds voldoende acht om U te doen inzien dat een besluit
van Uwe raad tot indeling der gemeente in de 7e of 6e klasse door
de Minister van Financien onherroepelijk van de hand zal worden
gewezen.
Ik spreek de verwachting uit dat Uw College mijn zienswijze kunt
delen.