BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PRINSENBEEK,
80fo voor gehuwde mannen en voor kostwinners van een gezin;
70ia voor ongehuwden van 18 jaar en ouder, die geen kostwin
ner zijn van een gezin en niet hij ouders inwonen;
60fo voor de overige belanghebbenden.
Deze regeling is geheel gelijk aan die geldende volgenè
de Werkloosheidswet, terwijl ook hier de bepaling geldt, dat be
langhebbende geen uitkering ontvangt indien zijn loon voor het
ontslag f.6000,of meer per jaar bedroeg.
Voor belanghebbende met een diensttijd als bedoeld onder 'b
is een uitkering vastgesteld gedurende een tijdvak gelijk aan l/6
deel van de diensttijd, met een maximum uitkeringsduur van 2 jaar
voor kostwinners en 1 jaar voor de overigen. Deze uitkering be
draagt van de laatstgenoten beloning;
voor kostwinners, gedurende de eerste 2maanden 100', daarna
gedurende 2 maanden 85/s, daarna gedurende 8 maanden 70 0 en ver
volgens 60 yS;
voor de overigen, gedurende 1 maand IOO7&, daarna gedurende
1 maand 85daarna gedurende 4 maanden 70 en vervolgens 60jï.
Belanghebbende, bedoeld onder c, genieten bovendien na af
loop van bovengenoemde termijnen van 2 jaar c.q. 1 jaar nog gedu
rende 6 maanden een verdere uitkering en wel ten bedragen vans
50van de laatstelijk genoten beloning voor kostwinners
van een gezin;
40^ in de overige gevallen.
Tevens is in de regeling voorzien in een Kindertoelage
op de voet van de regeling geldende voor het personeel in vaste
dienst, doch zulks uitsluitend voor het ontslagen personeel in
tijdelijke dienst. Voor de arbeidscontractanten geldt deze kinder
toelageregeling niet, daar ook in het Arbeidsovereenkomstehbesluit
geen regeling der kindertoelage is opgenomen.
Verder is in de regeling voorzien een eventuele stopzet
ting der uitkering bij cumulatie van inkomsten, terwijl tevens is
bepaald, dat belanghebbenden veiplicht zijn zich te doen inschrij
ven als werkzoekende bij het gewestelijk arbeidsbureau en dat zij
hun passende arbeid dienen te aanvaarden.
Wij hopen in het bovenstaande voldoende motieven te hebben
aangevoerd om 17 van de noodzaak tot vaststelling van het hierbij
gaande ontwerp-besluit te overtuigen.
Prinsenbeek, 15 November 1952.