3« Burgemeester en wethouders kunnen bepalen, dat de in het eerste
lid omschreven verplichting niet geldt voor bepaalde belangheb
benden of groepen van belanghebbenden.
4« Een belanghebbende ontleent aan deze verordening slechts aanspraken
op een uitkering, indien hij een schriftelijke bereidverklaring
aflegt, dat de uitbetaling van de bijslag, bedoeld in artikel 4
van de Salarisverordening der gemeente Prinsenbeek, voor zover deze
nog niet heeft plaats gehad, wordt opgeschort tot na de defini
tieve beëindiging van de uitkering, bedoeld in artikel 3» roet dien
verstande dat hetgeen alsdan krachtens deze verordening zal zijn
uitgekeerd, op de hem toekomende bijslag in mindering zal worden
gebracht
5. Indien een belanghebbende geen bereidverklaring aflegt, als is be
doeld in het voorgaande lid, wordt de diensttijd, waarover hem
dientengevolge de in dat lid bedoelde bijslag wordt uitgekeerd, aan
gemerkt als diensttijd, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c,
sub 3e
Artikel 6.
1. Een belanghebbende, die op de dag van ontslag een diensttijd heeft
van ten minste drie jaar, heeft aanspraak op een uitkering als
bedoeld in artikel 7»
2. Een belanghebbende, die op de dag van het ontslag de leeftijd van
65 jaar niet heeft overschreden en op dèe dag geen diensttijd heeft
van ten minste drie jaar, heeft aanspraak op een uitkering als
bedoeld in artikel 10, indien hij in de periode van 12 maanden,
onmiddellijk voorafgaande aan zijn ontslag, ten minste gedurende
78 dagen binnen het rijk in loondienst werkzaam is geweest.
3» Indien in een geval als bedoeld in het tweede lid het ontslag in
gaat binnen 12 maanden na een periode, waarin de belanghebbende
ten gevclge van ziekte, ongeval of militaire dienst verhinderd was
arbeid te verrichten, wordt de periode van 12 maanden verlengd
met de duur van de periode van de bedoelde verhindering.
Artikel 7«
1. Behoudens het overigens in deze verordening bepaalde, bestaat voor
belanghebbende} bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanspraak op een
uitkering gedurende een tijdvak gelijk aan l/6 deel van de dienst
tijd; een en ander met dien verstande, dat de duur van de uitke
ring voor een belanghebbende, die ten tijde van het ontslag kost
winner is van een gezin, nimmer meer beloopt dan twee jaren en in
de overige gevallen nimmer meer dan een jaar. Voor de berekening
van de duur der uitkering wrordt de diensttijd gedeeld door 6, waarna
de uitkomst naar boven wordt afgerond op hele maanden,
2. Behoudens het bepaalde in het verdere van deze verordening is de
uitkering:
a. voor een belanghebbende, die ten tijde van het ontslag kostwin
ner van een gezin is, gedurende ée eerste twee maanden gelijk
aan het bedrag van de laatstelijk genoten beloning, gedurende
de volgende twee maanden 85, gedurende de daarop volgende acht
maanden 70 en vervolgens 60 ten honderd van die beloning;
b. in de overige gevallen: gedurende de eerste maand gelijk aan het
bedrag van de laatstelijk genoten beloning, gedurende de vol
gende maand 85, gedurende de volgende vier maanden 70 en ver
volgens 60 ten honderd van die beloning.
3» Voor zoveel een belanghebbende ten tijde van het ontslag een
diensttijd van ten minste 10 jaren heeft volbracht en het aantal
jaren van deze diensttijd tezamen met het aantal jaren van de leef
tijd, die hij ten tijde van het ontslag heeft bereikt, 60 of meer
bedraagt, wordt hem na afloop van de in het eerste en tweede lid
bedoelde termijnen, gedurende de zes maanden een verdere uitkering