BIJLAGE no24
De Raad der gemeente Prinsenbeek;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 11 Juni 1953;
gelet op het advies van de personeelsorganisaties;
besluit
vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van het
Ambtenarenreglement voor de gemeente Prinsenbeek.
Artikel I.
De artikelen 20 tot en met 23 van het Ambtenarenreglement vervallen
en worden vervangen door de navolgende bepalingen:
"Artikel 20.
1. De ambtenaar, die als militair in werkelijke dienst is, wordt ge
acht in zijn burgerlijke betrekking met verlof te zijn.
2. Hij behoudt over de tijd van deze dienst het genot van de aan zijn
ambt verbonden bezoldiging, slechts voor zover hem bij of krachtens
de artikelen 21 tot en met 23 daarop aanspraak is verleend. Voor zo
ver die werkelijke dienst wordt vervuld in aan hem verleend vacan-
tieverlofbehoudt hij in ieder geval het genot van de volle aan zijn
ambt verbonden bezoldiging.
Artikel 21.
1. De ambtenaar, die ingevolge wettelijke verplichting anders dan voor
herhalingsoefening als militair in werkelijke dienst is, geniet de
aan zijn ambt verbonden bezoldiging voor zoveel deze meer bedraagt
dan zijn militaire beloning, met dien verstande, dat indien de ambte
naar ongehuwd is, hij slechts de aan zijn ambt verbonden bezoldi
ging geniet, voor zoveel 70 ten honderd daarvan meer bedraagt dan
zijn militaire beloning.
2. Zo nodig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid blijft de
ambtenaar als daar bedoeld in ieder geval de aan zijn ambt verbonden
bezoldiging genieten tot een bedrag, dat gelijk is aan het bedrag
van het op hem te verhalen gedeelte van de pensioensbijdragen.
3» Ongehuwde enige kostwinners worden voor de toepassing van het eerste
lid gelijk gesteld met de gehuwden. Burgemeester en Wethouders be
slissen of een ongehuwde als enige kostwinner wordt beschouwd.
4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de militaire beloning
verminderd met een eventuele aftrek wegens genot van voeding en
huisvesting.
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder militaire beloning
verstaan hetgeen als zodanig wordt aangemerkt ingevolge de door de
ministers van binnenlandse zaken en van financiën, overeenkomstig
artikel 18, lid 5> van het algemeen rijksambtenarenreglement vast
gestelde gemeenschappelijke beschikking.
Artikel 22.
1. Het bepaalde in artikel 21 is eerst van toepassing nadat de ambte
naar als militair een werkelijke dienst van twaalf maanden of, in
dien hij een eerste oefening van kortere duur had te vervullen, de
eerste oefening heeft volbracht.
2. De ambtenaar, die ingevolge een wettelijke verplichting voor eerste
oefening als militair in werkelijke dienst is, geniet gedurende de
in het eerste lid bedoelde twaalf maanden of indien de eerste oefe
ning van kortere duur is, gedurende deze eerste oefening, de aan
zijn ambt verbonden bezoldiging tot een bedrag, hetwelk gelijk is
aan het op hem te verhalen gedeelte van de pensioensbijdrage.