BIJLAGE no.25.
De Raad der gemeente Prinsenbeek;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 11 Juni 1955?
gelet op het advies van de personeelsorganisaties;
besluit:
vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van het
Werkliedenreglement voor de gemeente Prinsenbeek.
Artikel I.
a. de artikelen 25 tot en met 26 vervallen;
b. ingevoegd wordt een nieuw artikel 25 luidende als volgt:
"Artikel 25»
Op de werkman zijn van overeenkomstige toepassing de bepalingen vervat
in de artikelen 20 tot en met 25 van het ambtenarenreglement".
Artikel II.
Artikel 27 wordt gelezen als volgt:
"1. Op de werkman, die wegens ziekte of ongeval is verhinderd zijn dienst
te verrichten, zijn de desbetreffende bepalingen van het Algemeen
Rijksambtenarenreglement van overeenkomstige toepassing.
2. In bijzondere omstandgiheden kunnen burgemeester en ethouders bevelen,
dat in een geval van verhindering als bedoeld in het eerste lid de
uitbetaling van bezoldiging geheel of gedeeltelijk aan anderen dan aan
de werkzam zal geschieden.
5. Ten aanzien van de werkman of gewezen werkman, die aan tuberculose
lijdt, worden de aanspraken, die voor hem uit hoofde van het bepaalde
in het eerste lid gelden, verruimd in dier voege, dat hij gedurende
de eerste drie jaren van de tijd, dat hij wegens ziekte verhinderd is
zijn dienst te verrichten, zijn volle bezoldiging ontvangt, mits hij
gehuwd is of ongehuwd kostwinner is. Bedoelde aanspraken van een werk
man of gewezen werkman, die aan tuberculose lijdt en geen kostwinner
is, worden voor zover mogelijk verruimd in dier voege, dat hij gedu
rende het eerste jaar van de tijd van verhindering om zijn dienst te
verrichten zijn volle bezoldiging ontvangt".
Artikel III.
In artikel 48, 2e lid, wordt na het gestelde sub _e ingevoegd:
"Eb in de gevallen, bedoeld in artikel 55"-
Artikel IV.
Artikel 55 wordt gelezen als volgt:
1. Aan de werkman kan eervol ontslag worden verleend, indien naar het
oordeel van het gezag, hetwelk tot het verlenen van het ontslag be
voegd is, uit zijn gedragingen van een zodanige gezindheid blijkt, dat
geen voldoende waarborg aanwezig is, dat hij zijn plicht als werkman
onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen.
2. Een gedraging, als bedoeld in het eerste lid, is onder meer aanwezig,
wanneer een werkman lid is van een vereniging, waarvan de minister
president, ingevolge artikel 97b van het algemeen rijksambtenarenre
glement ten aanzien van rijksambtenaren verklaard heeft, dat zij om
de doeleinden, die zij nastreeft, of de middelen die zij aanwendt,
de behoorlijke vervulling van zijn plicht als werkman kan in gevaar