BIJLAGE no.68.
De Raad der gemeente Prinsenbeek
Overwegende
dat bij zijn besluit van 16 Juli 1953 werd vastgesteld
een verordening tot heffing ener bijzonders belasting wegens
uitbreiding van het waterleidingsnet in de gemeente Prinsenbeek;
dat in deze gemeente reeds een viertal baatbelastingen
speciaal van de bewoners der buitenwijken worden geheven;
dat deze zelfde bewoners door voornoemde waterleiding
baatbelasting opnieuw op onrechtvaardige wijze worden getroffen;
dat het om deze reden wenselijk wordt geacht de op de uit
breiding van het waterleidingnet drukkende kosten van rente en
afschrijving uit de gewone dienst te bestrijden en aldus door alle
inwoners gezamenlijk te doen dragen;
dat deze gemeente, blijkens een reeds op 30 Juni 1950, no.
993, tot Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant gericht schrijven
in een uitzonderlijke positie verkeert en o.m. een achterstand van
verschillende jaren heeft in te halen;
gelet op artikel 269 der Gemeentewet}
HEEFT BESLOTEN:
in te trekken:
a. de bij zijn besluit dd. 16 Juli 1953 vastgestelde verordening
tot heffing ener bijzondere belasting wegens uitbreiding van
het waterleidingnet in de gemeente Prinsenbeek;
b. zijn besluit no.9 tot wijziging der gemeentebegroting voor
het dienstjaar 1953.
Gedaan ter openbare vergadering van de raad
der gemeente Prinsenbeek, op 20 November 1953.
DE RAAD VOORNOEMD,
loco-voorzitter.
\/\/\AAMy\AAA^\ Secretaris.