4. De kindertoelage bedraagt: a. voor het eerste, tweede en derde kind per kind 3% Tan de bezoldiging met een minimum van f.189»per jaar, f.15,75 per maand of f.3,64 per week en een maximum van f.291,06 per jaar of f.24,26 per maand; b. voor het vierde, vijfde en zesde kind per kind 4% Tan de bezolliging met een minimum van f.201,60 per jaar, f.16,80 per maand of f.3,88 per week en een maximum van f.310,44 per jaar of f.25,8? per maand; c. voor het zevende en volgende kind per kind 5% van de bezoldiging met een minimum van f.214,20 per jaar, f.17,85 per maand of f.4,12 per week en een maximum van f.329,88 per jaar of f.27,49 per maand. 5. Het in het voorgaande lid gestelde minimum geldt niet voor de ambtenaar, die een betrekking in dienst der gemeente bekleedt, welke naar het oordeel van Burgemees ter en Wethouders als een nevenbetrekking is te beschou wen - tenzij de ambtenaar meer dan één dergelijke be trekicing in dienst der gemeente bekleêdt en hij in deze betrekkingen tezamen voortdurend een volledige dagtaak vindt- met dien verstande, dat de kindertoelage niet minder bedraagt dan hetgeen de ambtenaar krachtens de kinderbijslagwet zou ontvangen, indien deze op hem van toepassing zou zijn. 6. Indien een ambtenaar meer dan een betrekking in dienst der gemeente bekleedt, wordt de kindertoelage berekend over het totaal der aan de ambtenaar toekomende bezoldi gingen en wordt de kindertoelage toegekend in de be trekking, waaraan de hoogste maximum bezoldiging is ver bonden. Indien de maximum-bezoldiging van de verschillende be trekkingen gelijk is, wordt bij de aanstelling, respec tievelijk indienstneming, geregeld in welke betrekking kindertoelage wordt toegekend. 7. Indien naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders redelijkerwijs niet iste verwachten, dat de kindertoe lage ten goede zal komen aan het kind, voor hetwelk deze wordt verstrekt, zijn zij bevoegd deze uit te keren aan een ander dan de ambtenaar. Burgemeester en Wethouders zijn tevens bevoegd beslissingen te nemen omtrent de verlening van kindertoelage ten aanzien van gevallen, waarin dit artikel niet of niet naar redelijkheid voor ziet. 8. In afwijking van het bepaalde sub 4, ontvangt een ambte naar die zich vóór 1 Mei 1945 in overheidsdienst bevond en uit dien hoofde aanvankelijk een minimum-kindertoe lage genoot van f.200,per jaar, f.16,65 per maand of f.3,85 per week, f.140,per jaar, f.11,65 per maand of f.2,70 per week voor het eerste of tweede kind, ten aanzien van de bepaalde kinderen, bij wijze van tijde lijke maatregel, een mimimum-kindertoelage van f.200, per jaar, f.16,65 per maand of f.3,85 per week, tenzij sedert 1 Januari 1946 een wezenlijke onderbrekening van het dienstverband met de overheid heeft plaats gevonden. Artikel 16. Bij zondere ver- goeding. Aan ambtenaren, gemeentebestuur belast met het secretariaat van door het ingesteld, commissien, wordt een vergoeding

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1954 | | pagina 12