•a
Artikel 3-
Inhouding. 1. Van het aan een ambtenaar in tijdelijke dienst toekomend
bedrag aan salaris en vaste toelagen wordt zolang daarop
niet ingevolge de Pensioenwet 1922 pensioenpremie wordt
verhaald 4% ingehouden.
2. Bij beëindiging van de dienstbetrekking, waaronder mede is
te verstaan aanstelling in vaste dienst, wordt het in
totaal ingehouden bedrag aan de werknemer of zijn recht
verkrijgenden uitgekeerd, vermeerderd met een rente van
2% p-r jaar en met een bijslag van 100% van het ingehou
den bedrag.
3. Op de in lid 2 bedoelde bijslag bestaat geen aanspraak,
indien de ambtenaar niet eervol wordt ont.lagen of binnen
5 jaren ontslag neemt, indien de tijdelijke dienst wordt
gevolgd door aanstelling in vaste dienst, terv/ijl de in
koop voor pensioen niet kan plaats vinden of de voor in
koop verschuldigde bijdrage op de werknemer geheel ol ge
deeltelijk wordt verhaald.
Artikel 4.
Neven-in
komsten.
Indien een ambtenaar meer dan een der in deze verordening
genoemde functies bekleedt, geniet hij slechts de hoogste
der daaraan verbonden bezoldigingen.
Indien een ambtenaar buiten zijn bezoldiging volgens deze
verordening enige inkomsten uit arbeid, in welke vorm ook,
ten laste van een openbare kas geniet, worden deze inkom
sten op die bezoldiging in mindering gebracht.
Het in lid 1 bepaalde geldt niet voor het gelijktijdig
bekleden van een functie ter secretarie en de functie van
secretaris-penningmeester van het Burgerlijk Armbestuur,
administrateur van het woningbedrijf of huurophaler van
het woningbedrijf.
Het in lid 2 bepaalde geldt niet voor inkomsten, die een
ambtenaar ter secretarie geniet als tweede en volgende
ambtenaar van de burgerlijke stand.
Met afwijking van het in lid 2 bepaalde wordt, indien een
ambtenaar ter secretarie tijdelijk het ambt van ontvanger
waarneemt en hij de daaraan verbonden wedde geniet, zijn
salaris als ambtenaar ter secretarie met 45% verminderd.
Artikel 5*
Periodieke
verhogingen
De wedden van ambtenaren, die een functie bekleden, waaraan
periodieke verhogingen zijn verbonden, worden bij voldoende
bekwaamheid, geschi theid en voldoende dienstijver, telken-
jare totdat het maximum is bereikt, verhoogd met bedragen,
welke achter ieders wedde afzonderlijk zijn aangegeven.
Artikel 6.
1.
2.
3-
Bij aanstelling of bevordering in rang wordt als regel
het minimum der wedde in die rang toegekend.
Onverminderd het bepaalde in het voorgaande lid wordt
echter bij bevordering tot een hogere rang de wedde toe
gekend, die onmiddellijk is gelegen boven de laatstelijk
in de lagere rang genoten wedde, indien deze hoger is
dan de aanvangswedde van die hogere rang.
In bijzondere -evallen kunnen Burgemeester en Wethouders
in het belang der gemeente bij eerste benoeming boven