BIJLAGE no.250. Prinsenbeek, 12 oktober 1956. Aan de Raad. Onderwerp Voorstel tot wijziging van de rechtspositieregelingen voor de secretaris, de ontvanger en de ambt.van de burg.stand. Bij schrijven van 22 augustus 1956, G.nrs.54268 t/m 54270 berichtten Gedeputeerde Staten met Uw besluiten van 3 augustus j.l., strekkende tot de vaststelling van nieuwe rechts- toestandregelen voor de secretaris, de ontvanger en de ambtenaren van de burgerlijke stand, in te stemmen. Bij schrijven van 3 oktober j.l. deelden Gedeputeerde Staten voorts mede, dat ook de Minister van Binnenlandse Zaken zich in algemene zin kan verenigen met dezebesluiten. Nochtans hebben Gedeputeerde Staten enkele opmerkingen gemaakt omtrent de hieronder te behandelen punten, ten aanzien waarvan ARKA en KABO verzocht zijn advies uit te brengen, welk advies inmiddels is ontvangen. Rechtstoestand Secretaris 1. De Minister van Binnenlandse Zaken is met Gedeputeerde Staten van mening, dat de bezoldiging van de secretaris in het reglement vastgesteld dient te worden, voor het ge val hij op grond.van een vrijwillige verbintenis als vrij williger in de zin van het besluit Reservepolitiein werkelijke dienst komt. Tegen opneming van deze bepaling bestaan onzerzijds uiteraard geen bezwaren. 2. Voorts dient het naar het oordeel van Gedeputeerde Staten aanbeveling artikel 34, hetgeen voorziet in het geval, dat de secretaris aan t.b.c. lijdt, te doen vervallen, aan gezien hij aangesloten is bij het Instituut Ziektekosten voorziening Ambtenaren. Ook hiertegen bestaat geen bezwaar. 11Rechtstoestand Ontvanger 1. Ten aanzien van de vacantie van de ontvanger merken Gedepu teerde Staten op, dat de duur van de vacantie niet op een bepaald aantal dagen is vastgesteld, terwijl het Algemeen Ambtenarenreglement dit naar hun oord.eel ook niet doet. Het is evenwel namelijk zo, dat de ambtenaar c.q. ontvanger op zijn verzoek door Burgemeester en Wethouders een vacan tie wordt verleend van tenminste 15 en ten hoogste 18 dagen. In casu bepaalt Uw College in de reglementen dus de minima en de maxima der vacantiedagen, terwijl Burgemeester en Wethouders bevoegd worden verklaard het aantal dagen nader vast te stellen met inachtneming van de door de Raad aan gegeven minima en maxima. De vacantie is door ons College bij besluit van 8 januari 1954 op 16 d_agen vastgesteld voor de ambtenaren met een diensttijd van minder dan 10 jaar en op 17 dagen voor ambte naren met een diensttijd van 10 jaar of meer. Overigens hebben Gedeputeerde Staten tegen opneming van deze bepaling destijds nimmer bezwaren naar voren gebracht, weshalve wij U dan ook adviseren deze bepaling in beide

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 105